Stümper: translate German

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Stümper:
- prutser; beunhaas; knoeier; koekenbakker; sukkelaar; stakkerd; arme drommel; roffelaar; sukkel; stakker; stumper; zielenpiet; kruk; klungelaar; klungel; stoethaspel; knoeipot; morser; klungels; prutsers; rommelaar; schapenkop; schaapskop; idioot; kalfskop; onnozelaar; rund; stommeling; oen; stommerd; onnozele; druiloor; onnozele hals; sul; stommerik
Wiktionary:
- Stümper → klungel, kluns
- Stümper → liefhebber, amateur

Dutch to German: more detail...

stumper:
- Schuster; Stümper; Pfuscher; armer Schlucker; Trottel; Tropf
Wiktionary:
- stumper → Pfuscher, Pfuscherin

German

Detailed Translations for Stümper from German to Dutch

Stümper:

Stümper [der ~] noun

der Stümper (Pfuscher; Kurpfuscher; Scharlatan; Quacksalber)
de prutser; de beunhaas; de knoeier
- prutser [de ~ (m)] noun
- beunhaas [de ~ (m)] noun
- knoeier [de ~ (m)] noun
der Stümper (Pfuscher; Panscher; Sudler)
de beunhaas; de koekenbakker
- beunhaas [de ~ (m)] noun
- koekenbakker [de ~ (m)] noun
der Stümper
de sukkelaar; de stakkerd; arme drommel
- sukkelaar [de ~ (m)] noun
- stakkerd [de ~ (m)] noun
- arme drommel [znw.] noun
der Stümper
de roffelaar
- roffelaar [de ~ (m)] noun
der Stümper (Trottel; Tropf)
de sukkel; de stakker; de stumper; de zielenpiet
- sukkel [de ~ (m)] noun
- stakker [de ~ (m)] noun
- stumper [de ~ (m)] noun
- zielenpiet [de ~ (m)] noun
der Stümper (Schuster; Pfuscher)
de kruk; de klungelaar; de klungel; de stumper; de stoethaspel
- kruk [de ~] noun
- klungelaar [de ~ (m)] noun
- klungel [de ~] noun
- stumper [de ~ (m)] noun
- stoethaspel [de ~ (m)] noun
der Stümper (Schmierfink; Schieber; Schwindler; Schmierer; Sudler)
de knoeipot; morser
- knoeipot [de ~ (m)] noun
- morser [znw.] noun
der Stümper (Pfuscher)
de klungels
- klungels [de ~] noun, plural
der Stümper (Pfuscher)
de prutsers
- prutsers [de ~] noun, plural
der Stümper (Quacksalber; Pfuscher; Scharlatan; Kurpfuscher)
de rommelaar
- rommelaar [de ~ (m)] noun
der Stümper (Dummkopf; Gimpel; Quatschkopf; Einfaltspinsel; Schussel; Trottel; Dussel; Schwachkopf; Hohlkopf; Strohkopf; Schafskopf)
de schapenkop; de schaapskop; de idioot; de kalfskop; de sukkel; de onnozelaar; het rund; de stommeling; de oen; de stommerd; onnozele; de druiloor; onnozele hals; de sul; de stommerik
- schapenkop [de ~ (m)] noun
- schaapskop [de ~ (m)] noun
- idioot [de ~ (m)] noun
- kalfskop [de ~ (m)] noun
- sukkel [de ~ (m)] noun
- onnozelaar [de ~ (m)] noun
- rund [het ~] noun
- stommeling [de ~ (m)] noun
- oen [de ~] noun
- stommerd [de ~ (m)] noun
- onnozele [znw.] noun
- druiloor [de ~] noun
- onnozele hals [znw.] noun
- sul [de ~ (m)] noun
- stommerik [de ~ (m)] noun

Translation Matrix for Stümper:

Noun	Related Translations	Other Translations
arme drommel	Stümper
beunhaas	Kurpfuscher; Panscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Stümper; Sudler
druiloor	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Hohlkopf; Kalbskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
idioot	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Armleuchter; Blödmann; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfallspinsel; Einfaltspinsel; Esel; Figur; Geck; Geisteskranke; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Mensch; Narr; Rohling; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schlappschwanz; Schussel; Schwachkopf; Schwachsinnige; Schwächling; Spaßvogel; Tollkopf; Tor; Tropf; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; Vollidiot; Wahnsinnige; dummer August
kalfskop	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
klungel	Pfuscher; Schuster; Stümper
klungelaar	Pfuscher; Schuster; Stümper
klungels	Pfuscher; Stümper
knoeier	Kurpfuscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Stümper	Schmierer; Sudler
knoeipot	Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler
koekenbakker	Panscher; Pfuscher; Stümper; Sudler	Schmierer
kruk	Pfuscher; Schuster; Stümper	Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Hocker; Klinke; Krücke; Kurbel; Pendel; Schemel; Schwengel; Stiel; Türgriff; kleiner Hocker
morser	Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler
oen	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Hohlkopf; Kalbskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
onnozelaar	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Armleuchter; Blöde; Blödmann; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfallspinsel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Kuh; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Tropf; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dumme Nuß; dummer August
onnozele	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Blöde; Einfaltspinsel; Esel; Kuh; Schaf; Schafskopf; Schwachkopf; Trottel; dumme Nuß
onnozele hals	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
prutser	Kurpfuscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Stümper
prutsers	Pfuscher; Stümper
roffelaar	Stümper
rommelaar	Kurpfuscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Stümper
rund	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Kuh; Ochse; Rind; Rindvieh
schaapskop	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Blöde; Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Hohlkopf; Kalbskopf; Kuh; Schaf; Schafskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel; dumme Nuß
schapenkop	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
stakker	Stümper; Tropf; Trottel	armer Schlucker
stakkerd	Stümper
stoethaspel	Pfuscher; Schuster; Stümper
stommeling	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Dumme; Dummkopf; Dussel; Esel; Hohlkopf; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
stommerd	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
stommerik	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
stumper	Pfuscher; Schuster; Stümper; Tropf; Trottel	armer Schlucker
sukkel	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Tropf; Trottel	Drückeberger; Drückebergerin; Dumme; Dummkopf; Dussel; Esel; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schlemihl; Schussel; Schwachkopf; Schwächling; Trottel; Trödelliese; Trödler; Zauderer
sukkelaar	Stümper
sul	Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel	Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Hohlkopf; Kalbskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
zielenpiet	Stümper; Tropf; Trottel	armer Schlucker
Adjective	Related Translations	Other Translations
idioot		albern; bekloppt; bescheuert; blöd; blöde; blödsinnig; doof; dumm; dusselig; dämlich; einfältig; geisteskrank; geistesschwach; geistlos; geisttötend; gestört; idiotenhaft; idiotisch; irre; irrsinnig; lächerlich; meschugge; närrisch; schwach; schwachsinnig; schwächlich; simpel; stumpf; stumpfsinnig; töricht; unsinnig; unvernünftig; verrückt; verstört; wahnsinnig; wahnwitzig; wirr; ätzend; übergeschnappt

Synonyms for "Stümper":

Amateur; Dilettant; Murkser; Nichtfachmann; Pfuscher

Wiktionary Translations for Stümper:

Stümper

noun

een onhandig persoon
- klungel; kluns → Stümper

Cross Translation:

From	To	Via
• Stümper	→ liefhebber; amateur	↔ dilettante — amateur

Dutch

Detailed Translations for Stümper from Dutch to German

stumper:

stumper [de ~ (m)] noun

de stumper (klungel; kruk; klungelaar; stoethaspel)
der Schuster; der Stümper; der Pfuscher
- Schuster [der ~] noun
- Stümper [der ~] noun
- Pfuscher [der ~] noun
de stumper (stakker; drommel; zielenpiet)
der armer Schlucker
- armer Schlucker [der ~] noun
de stumper (sukkel; stakker; zielenpiet)
der Trottel; der Stümper; der Tropf
- Trottel [der ~] noun
- Stümper [der ~] noun
- Tropf [der ~] noun

Translation Matrix for stumper:

Noun	Related Translations	Other Translations
Pfuscher	klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper	beunhaas; klungels; knoeier; koekenbakker; prutser; prutsers; rommelaar
Schuster	klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper	schoenlapper; schoenlappers; schoenmaker; schoenmakers
Stümper	klungel; klungelaar; kruk; stakker; stoethaspel; stumper; sukkel; zielenpiet	arme drommel; beunhaas; druiloor; idioot; kalfskop; klungels; knoeier; knoeipot; koekenbakker; morser; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; prutser; prutsers; roffelaar; rommelaar; rund; schaapskop; schapenkop; stakkerd; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sukkelaar; sul
Tropf	stakker; stumper; sukkel; zielenpiet	dwaas; idioot; onnozelaar
Trottel	stakker; stumper; sukkel; zielenpiet	achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kalfskop; kuiken; minkukel; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; onnozole hals; rund; schaap; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; sofvent; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sukkel; sul; uil; uilenbal; uilskuiken
armer Schlucker	drommel; stakker; stumper; zielenpiet

Related Words for "stumper":

stumperen, stumpers, stumpertje, stumpertjes

Wiktionary Translations for stumper:

Cross Translation:

From	To	Via
• stumper	→ Pfuscher; Pfuscherin	↔ bungler — one who makes mistakes

Remove Ads

German and Dutch Translation Search Results for Stümper

Detailed Translations for Stümper from German to Dutch

Stümper:

Stümper [der ~] noun

der Stümper (Pfuscher; Kurpfuscher; Scharlatan; Quacksalber)

der Stümper (Pfuscher; Panscher; Sudler)

der Stümper

der Stümper

der Stümper (Trottel; Tropf)

der Stümper (Schuster; Pfuscher)

der Stümper (Schmierfink; Schieber; Schwindler; Schmierer; Sudler)

der Stümper (Pfuscher)

der Stümper (Pfuscher)

der Stümper (Quacksalber; Pfuscher; Scharlatan; Kurpfuscher)

der Stümper (Dummkopf; Gimpel; Quatschkopf; Einfaltspinsel; Schussel; Trottel; Dussel; Schwachkopf; Hohlkopf; Strohkopf; Schafskopf)

Translation Matrix for Stümper:

Synonyms for "Stümper":

Wiktionary Translations for Stümper:

Detailed Translations for Stümper from Dutch to German

stumper:

stumper [de ~ (m)] noun

de stumper (klungel; kruk; klungelaar; stoethaspel)

de stumper (stakker; drommel; zielenpiet)

de stumper (sukkel; stakker; zielenpiet)

Translation Matrix for stumper:

Related Words for "stumper":

Wiktionary Translations for stumper: