German
Detailed Translations for aufgestellt sein from German to Dutch
aufgestellt sein: (*Using Word and Sentence Splitter)
- aufstellen: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; posten; formeren; posteren; inrichten; installeren; bouwen; construeren; regelen; arrangeren; iets op touw zetten; gebruiken; verbruiken; consumeren; muziek componeren; demonstreren; betogen; onderuit halen
- Sein: zijn; bestaan; leven; existentie
- sein: behoren bij; behoren tot; zijn van; toebehoren aan; spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde; zijn
Wiktionary Translations for aufgestellt sein:
aufgestellt sein
verb
-
(koken) op het vuur staan
External Machine Translations: