• rau
|
→ ruw; grof
|
↔ harsh
—
rough
|
• rau
|
→ zwaar; wreed
|
↔ harsh
—
severe or cruel
|
• rau
|
→ ruw; ruig
|
↔ rough
—
not smooth
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ acerbe
—
Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
|
• rau
|
→ guur; scherp; snerpend; snijdend; vlijmend; hatelijk; bijtend; doordringend; fel; schel; schril; zuur
|
↔ aigre
—
Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
|
• rau
|
→ schril; schel; snerpend; hatelijk; acuut; helder; scherp; bijtend; doordringend; fel; guur
|
↔ aigu
—
Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ coupant
—
Qui couper.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ cuisant
—
Qui produire une douleur âpre et aiguë.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; fijn; spitsvondig; subtiel; ad rem; geestig; gevat; snedig; gekuist
|
↔ fin
—
délié, menu, mince ou étroit.
|
• rau
|
→ grof; hardhandig; lomp; onkies; ruw; onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; bot; cru; onbehouwen; onbewerkt; rauw; ruig; snauwerig
|
↔ grossier
—
Qui n’est pas fin, qui n’est pas délicat.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ incisif
—
Qui couper ou qui est propre à couper.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ mordant
—
didact|fr Qui mordre.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; bits; snibbig
|
↔ perçant
—
Qui percer, qui pénétrer.
|
• rau
|
→ pikant; guur; scherp; snerpend; snijdend; vlijmend; kruidig; prikkelend; hatelijk; bijtend; doordringend; fel; schel; schril
|
↔ piquant
—
Qui piquer.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; puntig; spits; vooruitstrevend
|
↔ pointu
—
Qui se termine en pointe
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ pénétrant
—
Qui pénétrer.
|
• rau
|
→ grof; hardhandig; lomp; onkies; ruw; bot; cru; onbehouwen; onbewerkt; rauw; ruig; snauwerig; boers; landelijk
|
↔ rustique
—
Translations
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; merkwaardig; opmerkelijk; op de voorgrond tredend; prominent; uitstekend; vooruitstekend
|
↔ saillant
—
Qui avancer, qui sortir en dehors.
|
• rau
|
→ alledaags; grof; plat; vulgair; hardhandig; lomp; onkies; ruw
|
↔ vulgaire
—
désuet|fr Qui concerne le peuple, le quidam, le personnage quelconque.
|
• rau
|
→ bitter; bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ âcre
—
Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
|
• rau
|
→ bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend
|
↔ âpre
—
Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.
|