Summary
German to Dutch: more detail...
- zujauchzen:
-
Wiktionary:
- zujauchzen → bij acclamatie benoemen tot, toejuichen, zijn bijval betuigen, uitroepen tot
German
Detailed Translations for zujauchzen from German to Dutch
zujauchzen:
-
zujauchzen (bejubeln; bejauchzen; zujubeln; jubeln; komplimentieren; feiern)
-
zujauchzen (ermutigen; komplimentieren; bejauchzen; feiern; schüren; jubeln; ermuntern; zusprechen; anfachen; aufmuntern; zujubeln; anblasen; anschüren)
Translation Matrix for zujauchzen:
Wiktionary Translations for zujauchzen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zujauchzen | → bij acclamatie benoemen tot; toejuichen; zijn bijval betuigen; uitroepen tot | ↔ acclamer — saluer par des acclamations. |
External Machine Translations: