Summary
German to Dutch: more detail...
- gewinnen:
-
Wiktionary:
- gewinnen → winnen, overwinnen, verslaan, bekomen, verkrijgen, overtuigen, overhalen, overreden, persuaderen, afranselen, afrossen, doorroeren, dorsen, houwen, klappen, kloppen, meppen, omroeren, roeren, slaan, buitmaken, behalen, verwerven, aanbrengen, werven, aanwerven, verdienen, inwijden, deelachtig worden, krijgen
- gewinnen → winnen
Dutch to German: more detail...
- winnen:
-
Wiktionary:
- winnen → gewinnen
- winnen → gewinnen, erlangen, erreichen, siegen, aneignen, bekommen, habhaft werden, sich erwerben, anschaffen, anwerben, erringen, davontragen, erzielen
German
Detailed Translations for gewonnen from German to Dutch
gewonnen form of gewinnen:
-
gewinnen (den Sieg erringen; triumphieren; siegen)
winnen; de overwinning behalen; zegevieren-
de overwinning behalen verb (behaal de overwinning, behaalt de overwinning, behaalde de overwinning, behaalden de overwinning, de overwinning behaald)
-
gewinnen (erreichen; bekommen; erhalten; erzielen; überwinden; schlagen; triumphieren; siegen; holen; erkämpfen; davontragen)
-
gewinnen (ergeben; einbringen; eintragen; abwerfen)
-
gewinnen (einholen; erzielen)
-
gewinnen (siegen)
-
gewinnen (ergreifen; bekommen; erwerben; erfassen; fassen; aufschnappen)
verkrijgen; te pakken krijgen; iets bemachtigen-
te pakken krijgen verb (krijg te pakken, krijgt te pakken, kreeg te pakken, kregen te pakken, te pakken gekregen)
-
iets bemachtigen verb
Conjugations for gewinnen:
Präsens
- gewinne
- gewinnst
- gewinnt
- gewinnen
- gewinnt
- gewinnen
Imperfekt
- gewann
- gewannst
- gewann
- gewannen
- gewannt
- gewannen
Perfekt
- habe gewonnen
- hast gewonnen
- hat gewonnen
- haben gewonnen
- habt gewonnen
- haben gewonnen
1. Konjunktiv [1]
- gewinne
- gewinnest
- gewinne
- gewinnen
- gewinnet
- gewinnen
2. Konjunktiv
- gewänne
- gewännest
- gewänne
- gewännen
- gewännet
- gewännen
Futur 1
- werde gewinnen
- wirst gewinnen
- wird gewinnen
- werden gewinnen
- werdet gewinnen
- werden gewinnen
1. Konjunktiv [2]
- würde gewinnen
- würdest gewinnen
- würde gewinnen
- würden gewinnen
- würdet gewinnen
- würden gewinnen
Diverses
- gewinne!
- gewinnt!
- gewinnen Sie!
- gewonnen
- gewinnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for gewinnen:
Synonyms for "gewinnen":
Wiktionary Translations for gewinnen:
gewinnen
gewinnen
Cross Translation:
-
(transitiv) etwas aus einem Naturerzeugnis entstehen lassen, hervorbringen, produzieren
- gewinnen → winnen
-
(transitiv) zumeist mineralische Rohstoffanreicherungen aus dem Erdinnere heraufholen, um diese (industriell) weiterverarbeiten; eine natürliche Rohstofflagerstätte (industriell) ausbeuten
- gewinnen → winnen
-
(intransitiv) durch eigenen Aufwand, Einsatz, eigene Bemühung (und günstige Umstand) etwas erstrebenswert beziehungsweise wünschenswert erlangen
- gewinnen → winnen
-
(transitiv) einen Wettkampf, einen Wettstreit, ein Streitgespräch oder Ähnliches zu seinem Vorteil und Nutzen entscheiden
- gewinnen → winnen
-
(intransitiv)in einem Kampf, Wettstreit oder Ähnlichem als Sieger beziehungsweise Siegerin hervorgehen
- gewinnen → winnen
verb
Cross Translation:
External Machine Translations:
Dutch
Detailed Translations for gewonnen from Dutch to German
winnen:
-
winnen (overwinnen; te boven komen; verslaan)
-
winnen (de overwinning behalen; zegevieren)
gewinnen; triumphieren; siegen; den Sieg erringen-
triumphieren verb (triumphiere, triumphierst, triumphiert, triumphierte, triumphiertet, triumphiert)
-
den Sieg erringen verb
-
winnen (verkrijgen; behalen)
bekommen; erreichen; erhalten; gewinnen; erzielen; überwinden; schlagen; triumphieren; siegen; holen; erkämpfen; davontragen-
triumphieren verb (triumphiere, triumphierst, triumphiert, triumphierte, triumphiertet, triumphiert)
Conjugations for winnen:
o.t.t.
- win
- wint
- wint
- winnen
- winnen
- winnen
o.v.t.
- won
- won
- won
- wonnen
- wonnen
- wonnen
v.t.t.
- heb gewonnen
- hebt gewonnen
- heeft gewonnen
- hebben gewonnen
- hebben gewonnen
- hebben gewonnen
v.v.t.
- had gewonnen
- had gewonnen
- had gewonnen
- hadden gewonnen
- hadden gewonnen
- hadden gewonnen
o.t.t.t.
- zal winnen
- zult winnen
- zal winnen
- zullen winnen
- zullen winnen
- zullen winnen
o.v.t.t.
- zou winnen
- zou winnen
- zou winnen
- zouden winnen
- zouden winnen
- zouden winnen
diversen
- win!
- wint!
- gewonnen
- winnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for winnen:
Synonyms for "winnen":
Antonyms for "winnen":
Related Definitions for "winnen":
Wiktionary Translations for winnen:
winnen
Cross Translation:
verb
winnen
-
(transitiv) etwas aus einem Naturerzeugnis entstehen lassen, hervorbringen, produzieren
-
(transitiv) zumeist mineralische Rohstoffanreicherungen aus dem Erdinnere heraufholen, um diese (industriell) weiterverarbeiten; eine natürliche Rohstofflagerstätte (industriell) ausbeuten
-
(intransitiv) durch eigenen Aufwand, Einsatz, eigene Bemühung (und günstige Umstand) etwas erstrebenswert beziehungsweise wünschenswert erlangen
-
(transitiv) einen Wettkampf, einen Wettstreit, ein Streitgespräch oder Ähnliches zu seinem Vorteil und Nutzen entscheiden
-
(intransitiv)in einem Kampf, Wettstreit oder Ähnlichem als Sieger beziehungsweise Siegerin hervorgehen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• winnen | → erlangen; erreichen | ↔ achieve — to obtain, or gain as the result of exertion |
• winnen | → gewinnen | ↔ gain — acquire |
• winnen | → gewinnen | ↔ win — transitive: achieve victory in |
• winnen | → siegen; gewinnen | ↔ win — intransitive: achieve by winning |
• winnen | → aneignen; bekommen; erlangen; habhaft werden; sich erwerben; anschaffen; gewinnen; anwerben; erringen | ↔ gagner — Traductions à trier suivant le sens |
• winnen | → erringen; davontragen; erzielen | ↔ remporter — Gagner, obtenir |
External Machine Translations: