Summary
German to Dutch: more detail...
-
Paßstück:
-
Wiktionary:
Paßstück → aansluitstuk -
Synonyms for "Passstück":
Adapter; Anpassungseinrichtung; Konverter; Zwischenstecker; Zwischenstück; Zwischenteil
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for Paßstück from German to Dutch
Paßstück: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Paß: paspoort; identiteitsbewijs; pas; bankpas; bergpas; pasje
- Stück: onderdeel; deel; stuk; element; component; bestanddeel; ingrediënt; fractie; basisbestanddeel; gedeelte; part; drama; toneelstuk; schouwspel; bijdrage; aandeel; inbreng; brok; suikerklontje; klont; bon; coupon; plak; moot; tranche; deeltje; onderdeeltje; lap; stuk stof; segment; brokje; kleine brok
Spelling Suggestions for: Paßstück
- Searching for suggestions...
Passstück:
Synonyms for "Passstück":
Wiktionary Translations for Paßstück:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Paßstück | → aansluitstuk | ↔ raccord — arts|fr liaison, ajustage de parties séparées ou dissemblables, ou qui faisaient disparate. |
External Machine Translations:
Dutch
Suggestions for Paßstück in Dutch
Spelling Suggestions for: Paßstück
- Searching for suggestions...
External Machine Translations: