German
Detailed Translations for Wandgerät from German to Dutch
Wandgerät: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Wand: muur; heining; wand; kamerwand
- Gerät: machine; gereedschap; instrument; instrumenten; werktuig; gereedschappen; werktuigen; gerei; handwerktuig; handgereedschap; apparatuur; goed; artikel; zaak; ding; voorwerp; object; item; apparaat; mobiele telefoon
- winden: draaien; ronddraaien; kolken; hijsen; wrikken; ophijsen; zich wringen; worstelen; kringelen; in kringetjes ronddraaien; met iemand worstelen