German
Detailed Translations for wildlebend from German to Dutch
wildlebend: (*Using Word and Sentence Splitter)
- wild: hard; ruw; hardhandig; onzacht; agressief; gewelddadig; wreed; onmenselijk; bruut; barbaars; monsterlijk; beestachtig; inhumaan; tureluurs; bot; heftig; lomp; verbitterd; onstuimig; onbeschaafd; onbeheerst; onbehouwen; onopgevoed; stoeiziek; bitter teleurgesteld
- lebend: levend; in leven
- Wild: wild