German

Detailed Translations for Spitzen- from German to Dutch

spitzen:

spitzen verb (spitze, spitzt, spitzte, spitztet, gespitzt)

  1. spitzen (zuspitzen; anspitzen)
    spitsen
    • spitsen verb (spits, spitst, spitsde, spitsden, gespitst)

Conjugations for spitzen:

Präsens
  1. spitze
  2. spitzt
  3. spitzt
  4. spitzen
  5. spitzt
  6. spitzen
Imperfekt
  1. spitzte
  2. spitztest
  3. spitzte
  4. spitzten
  5. spitztet
  6. spitzten
Perfekt
  1. habe gespitzt
  2. hast gespitzt
  3. hat gespitzt
  4. haben gespitzt
  5. habt gespitzt
  6. haben gespitzt
1. Konjunktiv [1]
  1. spitze
  2. spitzest
  3. spitze
  4. spitzen
  5. spitzet
  6. spitzen
2. Konjunktiv
  1. spitzete
  2. spitzetest
  3. spitzete
  4. spitzeten
  5. spitzetet
  6. spitzeten
Futur 1
  1. werde spitzen
  2. wirst spitzen
  3. wird spitzen
  4. werden spitzen
  5. werdet spitzen
  6. werden spitzen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde spitzen
  2. würdest spitzen
  3. würde spitzen
  4. würden spitzen
  5. würdet spitzen
  6. würden spitzen
Diverses
  1. spitz!
  2. spitzt!
  3. spitzen Sie!
  4. gespitzt
  5. spitzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for spitzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
spitsen Spitzenzeit
VerbRelated TranslationsOther Translations
spitsen anspitzen; spitzen; zuspitzen

Wiktionary Translations for spitzen:


Cross Translation:
FromToVia
spitzen aanzetten; slijpen; scherpen; wetten affileraiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
spitzen aanzetten; slijpen; scherpen; wetten aiguiserrendre aigu.


Wiktionary Translations for Spitzen-:

Spitzen-
noun
  1. grootst mogelijke, hoogst bereikbare (topsnelheid, topsport)

Related Translations for Spitzen-



Dutch

Detailed Translations for Spitzen- from Dutch to German

spits:

spits [de ~ (m)] noun

  1. de spits (centrumspits)
    der Zentrumspitze; der Gipfelpunkt; der Gipfel; der Berggipfel
  2. de spits (spitsuur)
    die Verkehrsspitze; die Stoßzeit; die Hauptverkehrsstunde
  3. de spits (vleugelspeler; rechtsbuiten; buitenspeler; linksbuiten; flankspeler)
    der Flügelstürmer; der Außenstürmer

Translation Matrix for spits:

NounRelated TranslationsOther Translations
Außenstürmer buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler buitenspelers; linksbuitens; rechtsbuitens
Berggipfel centrumspits; spits bergspits; bergtop; piek; top
Flügelstürmer buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler
Gipfel centrumspits; spits bergspits; bergtop; culminatie; heuveltop; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogte van de top; hoogtepunt; kader; kruin; lijst; omranding; piek; rand; summum; top; topconferentie; topje; topontmoeting; toppunt
Gipfelpunkt centrumspits; spits culminatiepunt; heuveltop; hoogste punt; kruin; top
Hauptverkehrsstunde spits; spitsuur
Stoßzeit spits; spitsuur topuur
Verkehrsspitze spits; spitsuur
Zentrumspitze centrumspits; spits
ModifierRelated TranslationsOther Translations
clever bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt adrem; bijdehand; clever; gevat; kien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
gescheit bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt adrem; bedachtzaam; bijdehand; briljant; clever; correct; doordacht; geniaal; gevat; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandig; vindingrijk; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
gewitzt bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt
pfiffig bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt adrem; behendig; bekwaam; bij de pinken; bijdehand; clever; geestig; gehaaid; geinig; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; grappig; handig; kien; knap; koddig; komiek; komisch; kundig; lachwekkend; leep; leuk; leuk om te zien; lollig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig
schlau bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt achterbaks; adrem; arglistig; behendig; bekwaam; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; handig; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; leep; leuk om te zien; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
spitz puntig; scherp; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst hel
zugespitzt puntig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst gericht; gretig; happig; messcherp; scherp

Related Words for "spits":


Wiktionary Translations for spits:

spits
noun
  1. drukte in het verkeer
  2. voetballer die voor in het veld staat
  3. soort honden
adjective
  1. in een punt uitkomend
  2. scherpzinnig
spits
noun
  1. Sport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.
  2. der oberste, schmal zulaufende Teil eines Gegenstandes oder einer Formation
  3. eine kleinwüchsige Hundeart, ehedem der typische Wachhund
  4. Spitze
adjective
  1. die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf

Cross Translation:
FromToVia
spits Gipfel apex — highest point
spits Spitze apex — in geometry: topmost vertex of a cone or pyramid
spits Gipfel pinnacle — highest point
spits Felsnadel; Felsturm pinnacle — tall, sharp and craggy rock or mountain
spits Stoßzeit; Hauptverkehrszeit; Rushhour rush hour — times of day when traffic jams are commonplace, principally due to commuting
spits Turmspitze; Turmhelm spire — tapering architectural structure
spits Gipfel summit — peak, top of mountain
spits Ende; Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel boutpartie extrême d’une chose.
spits Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
spits Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.
spits grell; herb; scharf; beißend; heftig; hart; rau; streng; spitz pointu — Qui se termine en pointe

Related Translations for Spitzen-