Summary
German to Dutch: more detail...
Dutch to German: more detail...
- brand:
- branden:
-
Wiktionary:
- brand → Feuer
- brand → Feuer, Brand
- branden → verbrennen
- branden → brennen, destillieren, rösten, braten
German
Detailed Translations for Brand from German to Dutch
Brand:
-
der Brand (Feuer; Flamme; Flammenmeer; Feuermeer)
-
der Brand (Ganggrän; Fäulnisbrand)
-
der Brand
Translation Matrix for Brand:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brand | Brand; Feuer; Feuermeer; Flamme; Flammenmeer | |
fik | Brand; Feuer; Feuermeer; Flamme; Flammenmeer | |
koudvuur | Brand; Fäulnisbrand; Ganggrän | |
vuur | Brand; Feuer; Feuermeer; Flamme; Flammenmeer | Elan; Holzfeuer; Leidenschaft; Passion; Schwung |
Synonyms for "Brand":
Wiktionary Translations for Brand:
Related Translations for Brand
Dutch
Detailed Translations for Brand from Dutch to German
brand:
Translation Matrix for brand:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Brand | brand; fik; vuur | koudvuur |
Feuer | brand; fik; vuur | |
Feuermeer | brand; fik; vuur | vlammenzee; vuurzee |
Flamme | brand; fik; vuur | lont; ontsteking |
Flammenmeer | brand; fik; vuur | vlammenzee; vuurzee |
Related Words for "brand":
Related Definitions for "brand":
Wiktionary Translations for brand:
Brand form of branden:
-
branden (brandmerken; markeren; inbranden; van stigma's voorzien)
markieren; kennzeichnen; einbrennen; stigmatisieren; brandmarken-
kennzeichnen verb (kennzeichne, kennzeichnst, kennzeichnt, kennzeichnte, kennzeichntet, gekennzeichnet)
-
stigmatisieren verb (stigmatisiere, stigmatisierst, stigmatisiert, stigmatisierte, stigmatisiertet, stigmatisiert)
-
branden (verzengen; verschroeien; zengen; blakeren)
-
branden
Conjugations for branden:
o.t.t.
- brand
- brandt
- brandt
- branden
- branden
- branden
o.v.t.
- brandde
- brandde
- brandde
- brandden
- brandden
- brandden
v.t.t.
- heb gebrand
- hebt gebrand
- heeft gebrand
- hebben gebrand
- hebben gebrand
- hebben gebrand
v.v.t.
- had gebrand
- had gebrand
- had gebrand
- hadden gebrand
- hadden gebrand
- hadden gebrand
o.t.t.t.
- zal branden
- zult branden
- zal branden
- zullen branden
- zullen branden
- zullen branden
o.v.t.t.
- zou branden
- zou branden
- zou branden
- zouden branden
- zouden branden
- zouden branden
en verder
- ben gebrand
- bent gebrand
- is gebrand
- zijn gebrand
- zijn gebrand
- zijn gebrand
diversen
- brand!
- brandt!
- gebrand
- brandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for branden:
Related Words for "branden":
Related Definitions for "branden":
Wiktionary Translations for branden:
branden
Cross Translation:
verb
branden
-
verteerd worden door vuur
- branden → verbrennen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• branden | → brennen | ↔ burn — be consumed by fire |
• branden | → brennen | ↔ burn — write data |
• branden | → destillieren | ↔ distil — to make by means of distillation |
• branden | → rösten | ↔ roast — to process by drying trough heat-exposure |
• branden | → braten; rösten | ↔ griller — supplicier par le feu. |
• branden | → braten; rösten | ↔ rôtir — Faire cuire de la viande à un feu vif, de manière que le dessus soit croustillant et que l’intérieur reste tendre. |