Summary
German to Dutch: more detail...
- Finale:
- Wiktionary:
Dutch to German: more detail...
- finale:
- finaal:
- Wiktionary:
German
Detailed Translations for Finale from German to Dutch
Finale:
Translation Matrix for Finale:
Noun | Related Translations | Other Translations |
eindstrijd | Endkampf; Endlauf; Endrunde; Endspiel; Finale; Finalist | |
finale | Endkampf; Endlauf; Endrunde; Endspiel; Finale; Finalist | Ablauf; Ausklang; Auslauf; Beschluß; Endkampf; Endlauf; Endpunkt; Schlußstück; Schlußteil |
Synonyms for "Finale":
Dutch
Detailed Translations for Finale from Dutch to German
finale:
-
de finale (laatste opvoering; sluitstuk; slotstuk)
-
de finale (einde)
-
de finale (eindstrijd)
Translation Matrix for finale:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Ablauf | einde; finale | afloop; uiteinde; verlooptijd; verstrijking |
Ausklang | einde; finale | slotakkoord |
Auslauf | einde; finale | exodus; leegloop; loopstal; uitlaat; uitlaatpijp; uitmonding; vlampijp |
Beschluß | einde; finale | afkondiging; beschikbaarheid; beschikking; beslissing; besluit; besluiten; carbon; decreet; doorslag; raadsbesluit; uitspraak; uitvaardiging; vonnisvelling |
Endkampf | einde; eindstrijd; finale | |
Endlauf | einde; eindstrijd; finale | |
Endpunkt | einde; finale | eindhalte; eindpunt; laatste halte |
Endrunde | eindstrijd; finale | |
Endspiel | eindstrijd; finale | |
Finale | eindstrijd; finale | |
Finalist | eindstrijd; finale | finalist |
Schlußstück | finale; laatste opvoering; slotstuk; sluitstuk | |
Schlußteil | finale; laatste opvoering; slotstuk; sluitstuk |
Related Words for "finale":
Wiktionary Translations for finale:
finaal:
Translation Matrix for finaal:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
letzte | laatste; tweede | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
Hintergestellte | achterste; finaal; laatste | |
hintere | achterste; finaal; laatste | |
letzte | achterste; finaal; laatste | |
schief | faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; vierkant; volstrekt | aflopend; dwars; flauw hellend; glooiend; hellend; niet echt; ongepast; onkies; onvertogen; scheef; schuin; schuin aflopend; steil; vals; verkeerd |
verkehrt | faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; vierkant; volstrekt | averechts; binnenstebuiten; ernaast; fout; foutief; mis; omgekeerd; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; ten onrechte; verkeerd |