German
Detailed Translations for Blausäure from German to Dutch
Blausäure: (*Using Word and Sentence Splitter)
- blau: blauw; dronken; zat; bezopen; aangeschoten; beschonken; teut; beneveld; tipsy; stomdronken; laveloos; ladderzat; straalbezopen; smoordronken
- Sure: soera
- Säure: zuurte; zuur; zurigheid