Summary
German to Dutch: more detail...
-
sich geschlagen geben:
-
Wiktionary:
sich geschlagen geben → zich gewonnen geven
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for sich geschlagen geben from German to Dutch
sich geschlagen geben: (*Using Word and Sentence Splitter)
- sich: zichzelf; zich
- geschlagen: verslagen; overwonnen; geslagen
- schlagen: slaan; bonken; hameren; een klap geven; vechten; kampen; matten; knokken; duelleren; bakkeleien; timmeren; meppen; hengsten; hard slaan; tokkelen; verkrijgen; behalen; winnen; raken; treffen; beroeren; beuken; rammen; een radslag maken; een opdonder verkopen; klinken; bestrijden; heien; doorhakken; bevechten; kloven; klieven; spijkeren; bekampen; doorklieven; vastnagelen; vastspijkeren; vastslaan; kleunen; doormidden hakken; doorhouwen; in tweeën houwen
- geben: geven; doneren; verstrekken; ingeven; binnen gieten; iemand iets toedienen; schenken; cadeau geven; cadeau doen; verschaffen; vergeven; weggeven; wegschenken; verdelen; gunnen; uitreiken; distribueren; ronddelen; gunst verlenen; voordoen; voorbinden
Wiktionary Translations for sich geschlagen geben:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sich geschlagen geben | → zich gewonnen geven | ↔ fold — give way on a point or in an argument |