German
Detailed Translations for hinaussetzen from German to Dutch
hinaussetzen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- hinaus: weg; ertussenuit; er op uit
- setzen: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; gaan zitten; plaatsnemen; zich neerzetten; bouwen; construeren; verplaatsen; verzetten; opschuiven; plaats maken; zakken; kelderen; afnemen; achteruitgaan; speculeren; uitzakken; mobiliseren; minder worden; onderuit halen; declineren; uitbuiken; een zet doen; met aandelen spelen
- Setzen: stellen; poneren; zetten; zetwerk; zetsels; zetwerken
Spelling Suggestions for: hinaussetzen
Wiktionary Translations for hinaussetzen:
hinaussetzen
verb
-
iemand dwingen een gebied of gebouw te verlaten
External Machine Translations: