Translate Bogen from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Bogen:
- bocht; kromming; ronding; draai; kronkel; welving; boog; uitbouw; handboog; strijkstok; strijkboog
Wiktionary:
- Bogen → boog, strijkstok

German

Detailed Translations for Bogen from German to Dutch

der Bogen (Kurve; Rundung; Krümmung; Wölbung)
de bocht; de kromming; de ronding; de draai; de kronkel
- bocht [de ~] noun
- kromming [de ~ (v)] noun
- ronding [de ~ (v)] noun
- draai [de ~ (m)] noun
- kronkel [de ~ (m)] noun
der Bogen (Wölbung; Biegung; Rundung)
de welving; de boog; de uitbouw
- welving [de ~ (v)] noun
- boog [de ~ (m)] noun
- uitbouw [de ~ (m)] noun
der Bogen (Handbogen; Armbrust; Handbögen)
de handboog; de boog
- handboog [de ~ (m)] noun
- boog [de ~ (m)] noun
der Bogen (Geigenbogen)
de strijkstok
- strijkstok [de ~ (m)] noun
der Bogen (Geigenbogen; Streichbogen)
strijkboog
- strijkboog [znw.] noun
der Bogen
de boog
- boog [de ~ (m)] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
bocht	Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung	Kram; Krümme; Krümmung; Rommel; Schund; Schweinerei; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
boog	Armbrust; Biegung; Bogen; Handbogen; Handbögen; Rundung; Wölbung	Armbrust; Kreuzbogen; Krümmung; Kurve; Rundung
draai	Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung	Drehung; Krümme; Krümmung; Rotation; Schlaufenbogen; Schlinge; Suppe; Umdrehung; Verdrehung; Verschlingung; Windung; Wölbung; Zeug
handboog	Armbrust; Bogen; Handbogen; Handbögen
kromming	Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung	Beugung; Biegung; Drehung; Krümme; Krümmung; Kurve; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
kronkel	Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung	Schlaufenbogen; Schlinge; Verdrehung; Verschlingung
ronding	Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung	Rundung
strijkboog	Bogen; Geigenbogen; Streichbogen
strijkstok	Bogen; Geigenbogen
uitbouw	Biegung; Bogen; Rundung; Wölbung	Anbau; Ausbau; Erweiterung; Vergrößerung; Vorbau
welving	Biegung; Bogen; Rundung; Wölbung

Cross Translation:

From	To	Via
• Bogen	→ boog	↔ arc — curve
• Bogen	→ boog	↔ arch — inverted U shape
• Bogen	→ boog	↔ arch — architectural element
• Bogen	→ boog	↔ bow — weapon used for shooting arrows
• Bogen	→ boog	↔ bow — bend in a rod or planar surface
• Bogen	→ strijkstok	↔ bow — rod used for playing stringed instruments