Translate Glied from German to Dutch

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Glied:
- schakel; schalm; stuk; deel; gedeelte; part; fractie; ledematen; lichaamsdelen; geleding; verbinding van lichaamsdelen; kettingbout
Wiktionary:
- Glied → geleding
- Glied → lichaamsdeel, ledemaat, lid, penis, mannelijk lid

German

Detailed Translations for Glied from German to Dutch

Glied:

Glied [das ~] noun

Glied (Kettenglied; Verbindungsglied; Bindeglied)
de schakel; de schalm
- schakel [de ~] noun
- schalm [de ~ (m)] noun
Glied (Teil; Stück; Segment; Anteil; Bruchteil; Teilchen)
het stuk; het deel; het gedeelte; de part; de fractie
- stuk [het ~] noun
- deel [het ~] noun
- gedeelte [het ~] noun
- part [de ~] noun
- fractie [de ~ (v)] noun
Glied (Gliedmaßen; Glieder; Teil)
de ledematen; de lichaamsdelen
- ledematen [de ~] noun, plural
- lichaamsdelen [de ~] noun, plural
Glied (Gelenk)
de geleding; verbinding van lichaamsdelen
- geleding [de ~ (v)] noun
- verbinding van lichaamsdelen [znw.] noun
Glied (Kettenglied)
kettingbout
- kettingbout [znw.] noun

Translation Matrix for Glied:

Noun	Related Translations	Other Translations
deel	Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen	Abschnitt; Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bestandteil; Bund; Dreschboden; Druck; Element; Erbe; Erbschaft; Erbstück; Erbteil; Hinterlassenschaft; Nachlaß; Segment; Stück; Teil; Teilchen; Vermächtnis
fractie	Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen	Anteil; Bestandteil; Element; Segment; Stück; Teil; Teilchen
gedeelte	Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen
geleding	Gelenk; Glied	Staffel; Staffelstellung
kettingbout	Glied; Kettenglied
ledematen	Glied; Glieder; Gliedmaßen; Teil
lichaamsdelen	Glied; Glieder; Gliedmaßen; Teil
part	Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen	Abschnitt; Anteil; Portion; Ration; Stück; Teil
schakel	Bindeglied; Glied; Kettenglied; Verbindungsglied	Beziehung; Binde; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Verband; Verbindung; Vertrag; Zusammenhang
schalm	Bindeglied; Glied; Kettenglied; Verbindungsglied
stuk	Anteil; Bruchteil; Glied; Segment; Stück; Teil; Teilchen	Anteil; Bestandteil; Bühnenstück; Drama; Element; Geschütz; Kanone; Prachtweib; Publikation; Schauspiel; Schönheit; Segment; Stück; Teil; Teilchen; Veröffentlichung; flotte Biene; heißer Typ; schöner Mensch; toller Typ
verbinding van lichaamsdelen	Gelenk; Glied
Adjective	Related Translations	Other Translations
stuk		angeschlagen; außer Gebrauch; beschädigt; defekt; durchgebrochen; entzwei; gebrochen; in Scherben; in Stücken; kaputt; kaputtgebrochen; ramponiert; schadhaft; zerbrochen; zerrissen
Not Specified	Related Translations	Other Translations
deel		Kachel

Synonyms for "Glied":

Baustein; Bestandteil; Detail; Einzelheit; Element; Gegenstand; Komponente; Konstituens; Modul; Punkt; Stück; Teil
Lümmel; männliches Glied; Penis; Phallus; Pillermann; Pimmel; Pimmelmann; Pullermann; Riemen; Schwanz; Zauberstab; Fortpflanzungsorgan; Genital; Geschlechtsorgan; Geschlechtsteil; primäres Geschlechtsmerkmal
Gliedmaß; Körperteil; Organ
Abstraktion
Akre; Extremität
Kettenglied; Teil einer Kette

Wiktionary Translations for Glied:

Glied

noun

ein verbundenes Teil oder Stück - allgemein: Teil eines Ganzen
- Glied → geleding

Cross Translation:

From	To	Via
• Glied	→ lichaamsdeel	↔ body part — anatomy: part of organism
• Glied	→ ledemaat; lid	↔ member — a limb
• Glied	→ penis; lid; mannelijk lid	↔ penis — male organ for copulation and urination

External Machine Translations:

Related Translations for Glied

in Reih und Glied aufstellen

Remove Ads

Translate Glied from German to Dutch

Detailed Translations for Glied from German to Dutch

Glied:

Glied [das ~] noun

Glied (Kettenglied; Verbindungsglied; Bindeglied)

Glied (Teil; Stück; Segment; Anteil; Bruchteil; Teilchen)

Glied (Gliedmaßen; Glieder; Teil)

Glied (Gelenk)

Glied (Kettenglied)

Translation Matrix for Glied:

Synonyms for "Glied":

Wiktionary Translations for Glied:

Related Translations for Glied