Translate Inhalt from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Inhalt:
Wiktionary:
- Inhalt → inhoud
- Inhalt → inhoud, inhoudstafel, inhoudsopgave

German

Detailed Translations for Inhalt from German to Dutch

der Inhalt (Bedeutung; Sinn)
de betekenis; de inhoud
- betekenis [de ~ (v)] noun
- inhoud [de ~ (m)] noun
der Inhalt (was irgendwo drinnen ist)
de inhoud; wat ergens in zit
- inhoud [de ~ (m)] noun
- wat ergens in zit [znw.] noun
der Inhalt (Volumen)
de inhoud; het volume; grootte in de ruimte
- inhoud [de ~ (m)] noun
- volume [het ~] noun
- grootte in de ruimte [znw.] noun
der Inhalt (Volumen)
de capaciteit; inhoudsruimte; het volume
- capaciteit [de ~ (v)] noun
- inhoudsruimte [znw.] noun
- volume [het ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
betekenis	Bedeutung; Inhalt; Sinn	Annehmen; Bedeutung; Sinn; Tendenz; Tragweite; Wert; Wichigkeit
capaciteit	Inhalt; Volumen	Ader; Begabtheit; Begabung; Eignung; Energie; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Kapazität; Können; Ladekapazität; Ladevermögen; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Qualität; Sachverstand; Talent; Tauglichkeit; Tragfähigkeit; Tragkraft; Veranlagung; Vermögen
grootte in de ruimte	Inhalt; Volumen
inhoud	Bedeutung; Inhalt; Sinn; Volumen; was irgendwo drinnen ist; womit etwas gefüllt ist	Energie; Fähigkeit; Inhaltsverzeichnis; Kapazität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Vermögen
inhoudsopgave	Inhalt; Inhaltsverzeichnis	Inhaltsverzeichnis
inhoudsruimte	Inhalt; Volumen
volume	Inhalt; Volumen	Anteil; Auflage; Auflegung; Ausgabe; Band; Bande; Binde; Bindung; Bund; Decke; Diele; Druck; Lautstärke; Spalte; Spannung; Volume
waarmee iets gevuld is	Inhalt; womit etwas gefüllt ist
wat ergens in zit	Inhalt; was irgendwo drinnen ist
Not Specified	Related Translations	Other Translations
Inhoud	Inhalt; Inhaltsverzeichnis

Inhalt

noun

das, was die Sache ausmacht; die Substanz; das, woraus sich eine Sache zusammensetzt (oft abstrakt und übertragen: Inhalt des Buches, des Vortrages, der Veranstaltung)
- Inhalt → inhoud

Inhalt

noun

datgene wat bevat is in een ander lichaam
- inhoud → Inhalt
het geheel van handelingen en gedachten vervat in een boek of ander medium
- inhoud → Inhalt

Cross Translation:

From	To	Via
• Inhalt	→ inhoud	↔ content — that which is contained
• Inhalt	→ inhoud	↔ contents — that which is contained
• Inhalt	→ inhoud; inhoudstafel; inhoudsopgave	↔ table of contents — organized list summarizing book of document