Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Unbesonnenheit

Translate Unbesonnenheit from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Unbesonnenheit:
- waaghalzerij; roekeloosheid; vermetelheid; overmoed; onbesuisdheid; frivoliteit; oppervlakkigheid; hupsheid; ondiepte; lichtzinnigheid; ondoordachtzaamheid; onbezonnenheid; ondoordachtheid
Wiktionary:
- Unbesonnenheit → onbezonnenheid, roekeloosheid

German

Detailed Translations for Unbesonnenheit from German to Dutch

Unbesonnenheit:

Unbesonnenheit [die ~] noun

die Unbesonnenheit (Waghalsigkeit; Übermut; Tollkühnheit; Leichtsinn; Kühnheit; Verwegenheit; Unüberlegtheit)
de waaghalzerij; de roekeloosheid; de vermetelheid; de overmoed; de onbesuisdheid
- waaghalzerij [de ~ (v)] noun
- roekeloosheid [de ~ (v)] noun
- vermetelheid [de ~ (v)] noun
- overmoed [de ~ (m)] noun
- onbesuisdheid [de ~ (v)] noun
die Unbesonnenheit (Leichtsinnigkeit; Oberflächlichkeit; Leichtsinn; Oberflächlicheit)
de frivoliteit; de oppervlakkigheid; hupsheid; de ondiepte; de lichtzinnigheid
- frivoliteit [de ~ (v)] noun
- oppervlakkigheid [de ~ (v)] noun
- hupsheid [znw.] noun
- ondiepte [de ~ (v)] noun
- lichtzinnigheid [de ~ (v)] noun
die Unbesonnenheit (Tollkühnheit; Dummheit)
ondoordachtzaamheid; de onbezonnenheid; ondoordachtheid
- ondoordachtzaamheid [znw.] noun
- onbezonnenheid [de ~ (v)] noun
- ondoordachtheid [znw.] noun

Translation Matrix for Unbesonnenheit:

Noun	Related Translations	Other Translations
frivoliteit	Leichtsinn; Leichtsinnigkeit; Oberflächlicheit; Oberflächlichkeit; Unbesonnenheit
hupsheid	Leichtsinn; Leichtsinnigkeit; Oberflächlicheit; Oberflächlichkeit; Unbesonnenheit	Frohsinn; Fröhlichkeit; Heiterkeit; Lustigkeit; Munterkeit
lichtzinnigheid	Leichtsinn; Leichtsinnigkeit; Oberflächlicheit; Oberflächlichkeit; Unbesonnenheit
onbesuisdheid	Kühnheit; Leichtsinn; Tollkühnheit; Unbesonnenheit; Unüberlegtheit; Verwegenheit; Waghalsigkeit; Übermut	Heftigkeit; Ungestüm
onbezonnenheid	Dummheit; Tollkühnheit; Unbesonnenheit
ondiepte	Leichtsinn; Leichtsinnigkeit; Oberflächlicheit; Oberflächlichkeit; Unbesonnenheit
ondoordachtheid	Dummheit; Tollkühnheit; Unbesonnenheit
ondoordachtzaamheid	Dummheit; Tollkühnheit; Unbesonnenheit
oppervlakkigheid	Leichtsinn; Leichtsinnigkeit; Oberflächlicheit; Oberflächlichkeit; Unbesonnenheit
overmoed	Kühnheit; Leichtsinn; Tollkühnheit; Unbesonnenheit; Unüberlegtheit; Verwegenheit; Waghalsigkeit; Übermut
roekeloosheid	Kühnheit; Leichtsinn; Tollkühnheit; Unbesonnenheit; Unüberlegtheit; Verwegenheit; Waghalsigkeit; Übermut	Tollkühnheit
vermetelheid	Kühnheit; Leichtsinn; Tollkühnheit; Unbesonnenheit; Unüberlegtheit; Verwegenheit; Waghalsigkeit; Übermut	Kühnheit; Mut; Tapferkeit; Tollkühnheit; Unerschrockenheit
waaghalzerij	Kühnheit; Leichtsinn; Tollkühnheit; Unbesonnenheit; Unüberlegtheit; Verwegenheit; Waghalsigkeit; Übermut

Wiktionary Translations for Unbesonnenheit:

Cross Translation:

From	To	Via
• Unbesonnenheit	→ onbezonnenheid; roekeloosheid	↔ temerity — reckless boldness