Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate bezwang

Translate bezwang from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. bezwingen:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for bezwang from German to Dutch

bezwingen:

bezwingen verb (bezwinge, bezwingst, bezwingt, bezwang, bezwangt, bezwungen)

  1. bezwingen (beherrschen)
    beheersen; bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen
    • beheersen verb (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)
    • bedwingen verb (bedwing, bedwingt, bedwong, bedwongen, bedwongen)
    • beteugelen verb (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
    • matigen verb (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)
    • bedaren verb (bedaar, bedaart, bedaarde, bedaarden, bedaard)
    • intomen verb (toom in, toomt in, toomde in, toomden in, ingetoomd)
  2. bezwingen (unterdrücken; bezähmen; zurücknehmen)
    bedwingen; in bedwang houden; beteugelen
    • bedwingen verb (bedwing, bedwingt, bedwong, bedwongen, bedwongen)
    • in bedwang houden verb (houd in bedwang, houdt in bedwang, hield in bedwang, hielden in bedwang, in bedwang gehouden)
    • beteugelen verb (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
  3. bezwingen (unterdrücken; zurückhalten; bezähmen)
    onderdrukken; terughouden; in bedwang houden; bedwingen; beteugelen
    • onderdrukken verb (onderdruk, onderdrukt, onderdrukte, onderdrukten, onderdrukt)
    • terughouden verb (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
    • in bedwang houden verb (houd in bedwang, houdt in bedwang, hield in bedwang, hielden in bedwang, in bedwang gehouden)
    • bedwingen verb (bedwing, bedwingt, bedwong, bedwongen, bedwongen)
    • beteugelen verb (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
  4. bezwingen (beherrschen; unterdrücken)
    beteugelen
    • beteugelen verb (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
  5. bezwingen (unterwerfen; zähmen)
    overweldigen; overmeesteren; zich meester maken van; overmannen

Conjugations for bezwingen:

Präsens
  1. bezwinge
  2. bezwingst
  3. bezwingt
  4. bezwingen
  5. bezwingt
  6. bezwingen
Imperfekt
  1. bezwang
  2. bezwangst
  3. bezwang
  4. bezwangen
  5. bezwangt
  6. bezwangen
Perfekt
  1. habe bezwungen
  2. hast bezwungen
  3. hat bezwungen
  4. haben bezwungen
  5. habt bezwungen
  6. haben bezwungen
1. Konjunktiv [1]
  1. bezwinge
  2. bezwingest
  3. bezwinge
  4. bezwingen
  5. bezwinget
  6. bezwingen
2. Konjunktiv
  1. bezwänge
  2. bezwängest
  3. bezwänge
  4. bezwängen
  5. bezwänget
  6. bezwängen
Futur 1
  1. werde bezwingen
  2. wirst bezwingen
  3. wird bezwingen
  4. werden bezwingen
  5. werdet bezwingen
  6. werden bezwingen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bezwingen
  2. würdest bezwingen
  3. würde bezwingen
  4. würden bezwingen
  5. würdet bezwingen
  6. würden bezwingen
Diverses
  1. bezwing!
  2. bezwingt!
  3. bezwingen Sie!
  5. bezwungen
  6. bezwingend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for bezwingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
overweldigen überhäufung
VerbRelated TranslationsOther Translations
bedaren beherrschen; bezwingen beruhigen; beschwichtigen; besänftigen; drosseln; dämpfen; schlichten; zur Ruhe mahnen
bedwingen beherrschen; bezwingen; bezähmen; unterdrücken; zurückhalten; zurücknehmen
beheersen beherrschen; bezwingen Ruhig bleiben; beherrschen; bändigen; dämpfen; in Zucht halten; mächtiger sein; unterdrücken; zügeln
beteugelen beherrschen; bezwingen; bezähmen; unterdrücken; zurückhalten; zurücknehmen beherrschen; bändigen; dämpfen; in Zucht halten; unterdrücken; zügeln
in bedwang houden bezwingen; bezähmen; unterdrücken; zurückhalten; zurücknehmen
intomen beherrschen; bezwingen beherrschen; bändigen; dämpfen; in Zucht halten; unterdrücken; zügeln
matigen beherrschen; bezwingen beschwichtigen; die Ausgaben einschränken; dämpfen; einschränken; ersparen; kürzertreten; mindern; mit Masse benutzen; mässigen; reduzieren; sich beruhigen; sich einschränken; sich fassen; sich mäßigen; sicheinschränken; sparen; sparsamer leben; sparsamerleben; temperieren; vermindern
onderdrukken bezwingen; bezähmen; unterdrücken; zurückhalten kleinkriegen; nicht erlauben; unterdrücken
overmannen bezwingen; unterwerfen; zähmen
overmeesteren bezwingen; unterwerfen; zähmen
overweldigen bezwingen; unterwerfen; zähmen
terughouden bezwingen; bezähmen; unterdrücken; zurückhalten abhalten; abwehren; abwenden; auf die Seite legen; beiseite legen; reservieren; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
zich meester maken van bezwingen; unterwerfen; zähmen

Synonyms for "bezwingen":


Wiktionary Translations for bezwingen:

bezwingen
verb
  1. onderwerpen of onderdrukken
  2. in bedwang houden
Cross Translation:
FromToVia
• bezwingen → knechten; onderwerpen ↔ soumettre — réduire, ranger sous la puissance, sous l’autorité, mettre dans un état de dépendance.







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0324 seconds
Page rendered in 1.0 seconds