Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. keuchen:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for keucht from German to Dutch

keuchen:

keuchen verb (keuche, keuchst, keucht, keuchte, keuchtet, gekeucht)

  1. keuchen (schnaufen; hecheln)
    hijgen; blazen; puffen
    • hijgen verb (hijg, hijgt, hijgde, hijgden, gehijgd)
    • blazen verb (blaas, blaast, blies, bliezen, geblazen)
    • puffen verb (puf, puft, pufte, puften, gepuft)
  2. keuchen (schnaufen)
    hijgen; zwaar ademhalen
  3. keuchen (außer Atem sein)
    buiten adem zijn
    • buiten adem zijn verb (ben buiten adem, bent buiten adem, is buiten adem, was buiten adem, waren buiten adem, buiten adem geweest)
  4. keuchen (ein Schnupfen haben; schnupfen; schnüffeln; schnaufen; schnauben)
    een loopneus hebben
    • een loopneus hebben verb (heb een loopneus, hebt een loopneus, heeft een loopneus, had een loopneus, hadden een loopneus, een loopneus gehad)

Conjugations for keuchen:

Präsens
  1. keuche
  2. keuchst
  3. keucht
  4. keuchen
  5. keucht
  6. keuchen
Imperfekt
  1. keuchte
  2. keuchtest
  3. keuchte
  4. keuchten
  5. keuchtet
  6. keuchten
Perfekt
  1. habe gekeucht
  2. hast gekeucht
  3. hat gekeucht
  4. haben gekeucht
  5. habt gekeucht
  6. haben gekeucht
1. Konjunktiv [1]
  1. keuche
  2. keuchest
  3. keuche
  4. keuchen
  5. keuchet
  6. keuchen
2. Konjunktiv
  1. keuchte
  2. keuchtest
  3. keuchte
  4. keuchten
  5. keuchtet
  6. keuchten
Futur 1
  1. werde keuchen
  2. wirst keuchen
  3. wird keuchen
  4. werden keuchen
  5. werdet keuchen
  6. werden keuchen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde keuchen
  2. würdest keuchen
  3. würde keuchen
  4. würden keuchen
  5. würdet keuchen
  6. würden keuchen
Diverses
  1. keuch!
  2. keucht!
  3. keuchen Sie!
  4. gekeucht
  5. keuchend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for keuchen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
blazen hecheln; keuchen; schnaufen blasen; flöten; pfeifen
buiten adem zijn außer Atem sein; keuchen
een loopneus hebben ein Schnupfen haben; keuchen; schnauben; schnaufen; schnupfen; schnüffeln
hijgen hecheln; keuchen; schnaufen
puffen hecheln; keuchen; schnaufen
zwaar ademhalen keuchen; schnaufen

Synonyms for "keuchen":


Wiktionary Translations for keuchen:

keuchen
verb
  1. (intransitiv) schwer, mühsam, hörbar atmen
keuchen
verb
  1. zwaar ademhalen ten gevolge van een lichamelijke inspanning

Cross Translation:
FromToVia
keuchen snakken; hijgen gasp — to draw in the breath suddenly