Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. sichstreiten:


German

Detailed Translations for sichstreiten from German to Dutch

sichstreiten:

sichstreiten verb

  1. sichstreiten (streiten; schimpfen; zanken; )
    ruziën; ruzie maken; twisten; krakelen; kiften; kijven
    • ruziën verb (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • ruzie maken verb (maak ruzie, maakt ruzie, maakte ruzie, maakten ruzie, ruzie gemaakt)
    • twisten verb (twist, twistte, twistten, getwist)
    • krakelen verb
    • kiften verb (kift, kiftte, kiftten, gekift)
    • kijven verb (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)

Translation Matrix for sichstreiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
ruzie maken Streiten
VerbRelated TranslationsOther Translations
kiften keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken zanken
kijven keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
krakelen keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
ruzie maken keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
ruziën keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
twisten keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken argumentieren; debattieren; sich sanken; sich streiten; sichzanken; streiten; wiederholt krümmen