Summary
English to Dutch: more detail...
-
obliging:
- vriendelijke; behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; inschikkelijk; tegemoetkomend; welwillend; toeschietelijk; verplichtend; dienstvaardig; toegankelijk; aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; willig; dienstbaar; dienstwillig; voorkomend; soepel; meegaand; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend; bereidvaardig; beleefd; beschaafd; welopgevoed; wellevend; gemanierd
- oblige:
-
Wiktionary:
- obliging → bereidvaardig, bereidwillig, dienstwillig
- obliging → dienstvaardig, dienstwillig
- oblige → een plezier doen, verplichten
- oblige → forceren, opdringen, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, aanslaan, belasten, belasting heffen op, veraccijnzen, dwingen, noodzaken, verplichten, zich opdringen
English
Detailed Translations for obliging from English to Dutch
obliging:
-
obliging (friendly; kind; kindly)
-
obliging (helpful; attentive; complaisant; assistent)
behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; inschikkelijk-
behulpzaam adj
-
bereidwillig adj
-
gedienstig adj
-
inschikkelijk adj
-
-
obliging
tegemoetkomend; welwillend; bereidwillig; toeschietelijk-
tegemoetkomend adj
-
welwillend adj
-
bereidwillig adj
-
toeschietelijk adj
-
-
obliging
-
obliging
-
obliging (pliant; approachable; responsive; pliable; complaisant; graciously; forward)
toegankelijk; aanspreekbaar; toeschietelijk; benaderbaar; genaakbaar-
toegankelijk adj
-
aanspreekbaar adj
-
toeschietelijk adj
-
benaderbaar adj
-
genaakbaar adj
-
-
obliging (servient; tractable; willing)
-
obliging (considerate)
-
obliging (accommodating; submissive; compliant; complaisant; tolerant; willing; pliable; servient; yielding; tractable; flexible; simple to operate; ready)
inschikkelijk; soepel; meegaand; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend-
inschikkelijk adj
-
soepel adj
-
meegaand adj
-
gewillig adj
-
toegeeflijk adj
-
gedwee adj
-
toegevend adj
-
-
obliging (willing; lenient; readiness; ready)
-
obliging (well bred; polite; well-mannered; courteous; complaisant; mannerly; civil; pliable; pliant; forward; responsive; courtly; chivalrous; well-educated; well educated)
beleefd; beschaafd; voorkomend; welopgevoed; wellevend; gemanierd-
beleefd adj
-
beschaafd adj
-
voorkomend adj
-
welopgevoed adj
-
wellevend adj
-
gemanierd adj
-
Translation Matrix for obliging:
Related Words for "obliging":
Synonyms for "obliging":
Related Definitions for "obliging":
Wiktionary Translations for obliging:
obliging
Cross Translation:
adjective
-
bereid iets te willen doen, te helpen
-
tot hulp en dienst bereid zijn of daarvan blijk geven
-
tot dienst bereid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• obliging | → dienstvaardig; dienstwillig | ↔ serviable — Qui aimer à rendre service, qui rend service, aidant. |
oblige:
-
to oblige
-
to oblige (force; compel; coerce)
-
to oblige (compel; force; oblige to)
-
to oblige (accomodate; be of help; help; extend the hand; make oneself useful)
-
to oblige (oblige to; compel; force)
Conjugations for oblige:
present
- oblige
- oblige
- obliges
- oblige
- oblige
- oblige
simple past
- obliged
- obliged
- obliged
- obliged
- obliged
- obliged
present perfect
- have obliged
- have obliged
- has obliged
- have obliged
- have obliged
- have obliged
past continuous
- was obliging
- were obliging
- was obliging
- were obliging
- were obliging
- were obliging
future
- shall oblige
- will oblige
- will oblige
- shall oblige
- will oblige
- will oblige
continuous present
- am obliging
- are obliging
- is obliging
- are obliging
- are obliging
- are obliging
subjunctive
- be obliged
- be obliged
- be obliged
- be obliged
- be obliged
- be obliged
diverse
- oblige!
- let's oblige!
- obliged
- obliging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for oblige:
Noun | Related Translations | Other Translations |
forceren | force; pressing on | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dwingen | coerce; compel; force; oblige; oblige to | enforce |
dwingen te doen | compel; force; oblige; oblige to | |
forceren | coerce; compel; force; oblige | adjourn; break down; enforce; overburden; overload; sever |
gerieven | accomodate; be of help; extend the hand; help; make oneself useful; oblige | |
noodzaken tot | compel; force; oblige; oblige to | |
verplichten | oblige | |
- | accommodate; bind; compel; hold; obligate | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | meet |
Related Words for "oblige":
Synonyms for "oblige":
Antonyms for "oblige":
Related Definitions for "oblige":
Wiktionary Translations for oblige:
oblige
Cross Translation:
verb
oblige
-
to do someone a service or favour (hence, originally, creating an obligation)
- oblige → een plezier doen
-
to constrain someone by force or by social, moral or legal means
- oblige → verplichten
verb
-
tot regel maken dat iets moet
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• oblige | → forceren; opdringen; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; aanslaan; belasten; belasting heffen op; veraccijnzen; dwingen; noodzaken; verplichten; zich opdringen | ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens |