English
Detailed Translations for pass round from English to Dutch
pass round: (*Using Word and Sentence Splitter)
- pass: inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; voorkomen; gebeuren; zich voordoen; plaats hebben; aankomen; bezoeken; langskomen; langsgaan; voorbijkomen; op visite gaan; iemand opzoeken; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; besteden; doorbrengen; slijten; reiken; gaan; zich begeven; pasje; paspoort; pas; bergpas; kaart; ticket; kaartje; toegangsbewijs; plaatsbewijs; entreebiljet; slagen voor
- passé: passé
- round: rond; sferisch; kogelrond; om; circa; omstreeks; ruwweg; plusminus; pakweg; ongeveer; omtrent; afgerond; gecompleteerd; omgang; ronde; weg; baan; afstand; traject; route; pad; etappe; tournee; baanvak; rondom; omheen; beurt; spelletje; rondje; bolvormig; kogelvormig; schijf; moot; bol; bolstaand; ringetje; ronde doen; omtrekken; manche; ringvormig
Wiktionary Translations for pass round:
pass round
verb
-
rondgaande aan ieder een deel geven