Summary
English to Dutch: more detail...
- take-off:
-
take off:
- starten; beginnen; aanvangen; van start gaan; afhandelen; twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen; vertrekken; weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; afreizen; opstappen; wegreizen; opstijgen; omhoogkomen; opvliegen; uittrekken; uitdoen; uitkleden; ontkleden; aanbreken; een begin nemen; verlaten; heengaan; verdwijnen; nabootsen; kopiëren; namaken; op gang komen; inzetten; intreden; in de lucht omhoogstijgen; stijgen; de hoogte ingaan; afvaren; afsteken; wegvaren
-
Wiktionary:
- take off → een vlucht nemen, afzetten, opstijgen, opvliegen, uitdoen
- take off → bergen, bewaren, opbergen, wegleggen, wegzetten, blootstellen, etaleren, uitbrengen, uitstallen, afdoen, afleggen, afzetten, uitdoen, uitkrijgen, uittrekken, afnemen, afpakken, weghalen, wegnemen, afschaffen, elimineren, opdoeken, uitmaken, verwijderen, wegdoen
English
Detailed Translations for take off from English to Dutch
takeoff:
Translation Matrix for takeoff:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | mockery; parody |
Synonyms for "takeoff":
Related Definitions for "takeoff":
take-off:
-
the take-off
de opstijging
Translation Matrix for take-off:
Noun | Related Translations | Other Translations |
opstijging | take-off |
take off:
-
to take off (begin; commence; start; undertake; take on; set up; set in motion; start to; strike up)
-
to take off (settle; entomb; put out; inter; do out; remove)
-
to take off (depart; leave; go away)
-
to take off (ascend; rise; rise to the surface; mount; fly up; increase; bristle; flare up; become higher; climb; go upward; get away; go up; be on the upgrade; start; grow; be off; become larger)
-
to take off (undress; disrobe; remove one's clothes)
-
to take off (commence; begin; start; get under way; break into; open; be off)
-
to take off (depart; leave; grease; leave for; smear; sail; set out; rub in; travel; start)
-
to take off (imitate; copy)
-
to take off (get under way; commence; set in; start; begin; be off)
-
to take off (ascend; rise; go up)
opstijgen; in de lucht omhoogstijgen; stijgen; de hoogte ingaan-
de hoogte ingaan verb (ga de hoogte in, gaat de hoogte in, ging de hoogte in, gingen de hoogte in, de hoogte ingegeaan)
-
to take off (sail away; leave; depart)
Conjugations for take off:
present
- take off
- take off
- takes off
- take off
- take off
- take off
simple past
- took off
- took off
- took off
- took off
- took off
- took off
present perfect
- have taken off
- have taken off
- has taken off
- have taken off
- have taken off
- have taken off
past continuous
- was taking off
- were taking off
- was taking off
- were taking off
- were taking off
- were taking off
future
- shall take off
- will take off
- will take off
- shall take off
- will take off
- will take off
continuous present
- am taking off
- are taking off
- is taking off
- are taking off
- are taking off
- are taking off
subjunctive
- be taken off
- be taken off
- be taken off
- be taken off
- be taken off
- be taken off
diverse
- take off!
- let's take off!
- taken off
- taking off
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for take off:
Synonyms for "take off":
Antonyms for "take off":
Related Definitions for "take off":
Wiktionary Translations for take off:
take off
Cross Translation:
verb
take off
-
to become successful
- take off → een vlucht nemen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• take off | → bergen; bewaren; opbergen; wegleggen; wegzetten; blootstellen; etaleren; uitbrengen; uitstallen; afdoen; afleggen; afzetten; uitdoen; uitkrijgen; uittrekken | ↔ enlever — Déplacer vers le haut. |
• take off | → afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; bergen; bewaren; opbergen; wegleggen; wegzetten; afschaffen; elimineren; opdoeken; uitmaken; verwijderen; wegdoen | ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux. |