Summary
English to Dutch: more detail...
-
in relation:
-
Wiktionary:
in relation → relatief, relatieve, betrekkelijk
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for in relation from English to Dutch
in relation: (*Using Word and Sentence Splitter)
- in: te; in; bij; erbij; erop; aan; ten; ten tijde van; tussenbeide
- relate: relateren; spreken; praten; kletsen; klappen; babbelen; kakelen; zwammen; kwebbelen; kwetteren; kwekken; wauwelen; snateren
- relation: verhouding; proportie; band; verband; relatie; aansluiting; verbinding; samenhang; link; connectie; liaison; verwantschap; context; tekstverband
Wiktionary Translations for in relation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• in relation | → relatief; relatieve; betrekkelijk | ↔ relatif — relatif à la relation |