Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Search: spanking

English and Dutch Translation Search Results for spanking

Summary

English to Dutch: more detail...

spanking:
- Wiktionary:
  spanking → billenkoek, pak voor de broek, voor de billen geven, klap, slaag
- Synonyms for "spanking":
  brisk; lively; merry; rattling; snappy; zippy; energetic
  discipline; correction

English

Detailed Translations for spanking from English to Dutch

spanking: ^{(*Using Word and Sentence Splitter)}

span: overspannen; omspannen; met gespannen voorwerp omsluiten; spanwijdte; spanbreedte
king: koning; vorst; heerser; monarch; soeverein; heer; machthebber

Spelling Suggestions for: spanking

sparking; spanning; swanking; sparkling; spawning; speaking; sparing; spading; stacking; sacking

spanking:

Translation Matrix for spanking:

Adjective	Related Translations	Other Translations
-	alert; brisk; lively; merry; rattling; snappy; zippy

Synonyms for "spanking":

brisk; lively; merry; rattling; snappy; zippy; energetic
discipline; correction

Related Definitions for "spanking":

quick and energetic¹
- a spanking breeze¹
the act of slapping on the buttocks¹
- he gave the brat a good spanking¹

Wiktionary Translations for spanking:

spanking

noun

form of physical punishment
- spanking → billenkoek; pak voor de broek; voor de billen geven
an incident of such an act, also in a non-punitive context
- spanking → billenkoek; pak voor de broek

spanking

noun

bestraffing
- klap → slap; spanking
het uitdelen of ontvangen van klappen
- slaag → spanking

External Machine Translations:

Dutch

Suggestions for spanking in Dutch

Spelling Suggestions for: spanking

sponning; spanning; slinking; staking; schaking; spoeling; spelling; spring; spiering; speling

External Machine Translations:

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University