Summary
English to Dutch: more detail...
- frailty:
-
Wiktionary:
- frailty → katzwijm, lafheid, lafhartigheid, flauwheid, zachtheid, zwakheid, zwakte, draaierigheid, duizeligheid, duizeling, zwijmel, aandoening, kwaal, ziekte, ongezondheid, gebrekkigheid, invaliditeit, gebrek
English
Detailed Translations for frailty from English to Dutch
frailty:
-
the frailty (weakness; slackness; feebleness; trivial)
de zwakte; de zwakheid; de sulligheid; de laksheid; de krachteloosheid; de slapte; de weekheid; de zachtheid; de slapheid -
the frailty
-
the frailty
Translation Matrix for frailty:
Related Words for "frailty":
Synonyms for "frailty":
Related Definitions for "frailty":
Wiktionary Translations for frailty:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• frailty | → katzwijm; lafheid; lafhartigheid; flauwheid; zachtheid; zwakheid; zwakte; draaierigheid; duizeligheid; duizeling; zwijmel | ↔ faiblesse — état de ce qui est faible. |
• frailty | → aandoening; kwaal; ziekte; ongezondheid; flauwheid; zachtheid; zwakheid; zwakte; gebrekkigheid; invaliditeit; gebrek | ↔ infirmité — affection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme. |
External Machine Translations: