English
Detailed Translations for play on words from English to Dutch
play on words: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Play: Afspelen
- play: spelen; doen alsof; toneelspelen; zich aanstellen; marge; speling; speelruimte; stuk; drama; toneelstuk; schouwspel; spel; wedstrijd; partij; pot; strijd; concours; bespelen; potje; gespeel; kinderspel; partijtje; wedstrijdje; stoeien; dollen; ravotten; zich uitleven; wild spelen; wild rennen; afspelen; capriool
- on: aan; bij; erbij; erop; ten behoeve van; ten; ten tonele
- word: formuleren; in een formule brengen; woord; inkleden
- words: woorden
Wiktionary Translations for play on words:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• play on words | → woordspeling | ↔ jeu de mots — manipulation plaisante des mots fondée sur la ressemblance des mots. |