Summary
English to Dutch: more detail...
-
nick:
- stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; gappen; wegpikken; inpikken; ontvreemden; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken; ontnemen; toeëigenen; snaaien; kapen; roven; ontfutselen; wegnemen; plunderen; benemen; afnemen; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen; achterhouden; wegfutselen; creneleren; insnijden
- inkeping; keep; kerf; inkerving; kerfsnede
- Wiktionary:
English
Detailed Translations for nick from English to Dutch
nick:
-
to nick (steal; snitch; pinch; pilfer; swipe)
stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; gappen; wegpikken; inpikken; ontvreemden; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken-
verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
to nick (steal; expropriate; snitch; rob; purloin; take; take away; swipe; pinch; snatch; make off with; filch; pilfer; cadge; collar; go thieving)
stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen-
verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
to nick (steal; snitch; pinch)
stelen; pikken; verduisteren; wegpikken; jatten; ontvreemden; verdonkeremanen; vervreemden; inpikken; wegkapen; gappen; achterhouden; achteroverdrukken; wegfutselen-
verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
wegfutselen verb
-
to nick (notch; score)
Conjugations for nick:
present
- nick
- nick
- nicks
- nick
- nick
- nick
simple past
- nicked
- nicked
- nicked
- nicked
- nicked
- nicked
present perfect
- have nicked
- have nicked
- has nicked
- have nicked
- have nicked
- have nicked
past continuous
- was nicking
- were nicking
- was nicking
- were nicking
- were nicking
- were nicking
future
- shall nick
- will nick
- will nick
- shall nick
- will nick
- will nick
continuous present
- am nicking
- are nicking
- is nicking
- are nicking
- are nicking
- are nicking
subjunctive
- be nicked
- be nicked
- be nicked
- be nicked
- be nicked
- be nicked
diverse
- nick!
- let's nick!
- nicked
- nicking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for nick:
Related Words for "nick":
Synonyms for "nick":
Related Definitions for "nick":
Wiktionary Translations for nick:
nick
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nick | → jatten; stelen | ↔ klauen — (transitiv) umgangssprachlich: etwas entwenden, stehlen |
• nick | → gappen; ontvreemden; stelen; afpellen; jassen; schillen; beroven; ontnemen; ontdoen; ontvellen; stropen; villen; ontbloten; ontdekken | ↔ dépouiller — Traductions à trier suivant le sens |
• nick | → stelen | ↔ voler — s’approprier le bien d’autrui. prendre quelque chose à quelqu’un sans son accord, dérober. |