Summary
English to Dutch: more detail...
-
calling card:
-
Wiktionary:
calling card → visitekaartje -
Synonyms for "calling card":
phone card; credit card; charge card; charge plate
visiting card; card; greeting; salutation
peculiarity; distinctive feature; distinguishing characteristic
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for calling card from English to Dutch
calling card: (*Using Word and Sentence Splitter)
- call: noemen; vernoemen; een naam geven; bellen; aanbellen; opbellen; telefoontje plegen; iemand opbellen; roepen; benoemen; bestempelen; betitelen; aanroepen; praaien; luiden; telefoontje; bonzen; belletje; telefonisch bericht; erbij halen; oproeping; convocatie; erbij roepen; bijeenroepen; lokroep; samenroepen; convoceren; loktoon; oproep; afkondigen; verordenen; geluidssignaal; decreteren; ordonneren; geluidssein; verordineren
- calling: roep; geschreeuw; geroep; roeping; vocatie; aanroepen; toeroepen; aanroeping; praaien
- card: kaart; speelkaart; keuze-item
calling card:
Translation Matrix for calling card:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | card; phone card; visiting card |
Synonyms for "calling card":
Related Definitions for "calling card":
Wiktionary Translations for calling card:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• calling card | → visitekaartje | ↔ carte de visite — Petite carte sur laquelle on écrire ou fait graver son nom et qu’on laisser à la porte des personnes qui se trouvent absentes lorsqu’on aller pour leur rendre visite. |
External Machine Translations: