English
Detailed Translations for candy bar from English to Dutch
candy bar: (*Using Word and Sentence Splitter)
- candy: snoep; zoetigheid; snoepjes; lekkers; konfijten; schat; schatje; lieve; liefste; liefje; poepje; schattebout; snoes; scheetje; duifje; beminde; kandij; snoepgoed; zoeten; zoetmaken; suikergoed; suikerwerk; versuikeren
- bar: stok; staf; stang; baton; bar; café; kroeg; taveerne; lokaliteit; tapperij; stijl; tralie; spijl; buffet; tap; toog; tapkast; spon; drankbuffet; staaf; tablet; plak; reep; pastille; reep chocolade; afschermen; afgrendelen; dwarsbalk; dwarshout; hindernis; hinderpaal; traliën; versperren; versperring; barricaderen; gelagkamer; kruishout; roadblock; ritshout; coffeeshop