English
Detailed Translations for wether from English to Dutch
wether: (*Using Word and Sentence Splitter)
- wet: nat; regenachtig; met neerslag; vochtig; humide; sproeien; bevochtigen; bespuiten; nat maken; sukkel; watje; slungel; schlemiel; slemiel; besproeien; chagrijn; spelbreker; water geven; begieten; deppen; betten; afbetten
- her: haar