Summary
English to Dutch: more detail...
-
hitch on:
-
Wiktionary:
hitch on → aanbinden, aanvangen, beginnen, stoten op, zich stoten aan, aankaarten, aansnijden, aan land gaan, landen, aanlanden, aanklampen, aanspreken, toespreken, enteren, aanhaken, vasthaken, aan komen lopen, aanpakken, beginnen met, toetreden, aan wal komen, haken
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for hitch on from English to Dutch
hitch on: (*Using Word and Sentence Splitter)
- hitch: knik; strubbeling; hapering; kink in de kabel
- on: aan; bij; erbij; erop; ten behoeve van; ten; ten tonele
Wiktionary Translations for hitch on:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hitch on | → aanbinden; aanvangen; beginnen; stoten op; zich stoten aan; aankaarten; aansnijden; aan land gaan; landen; aanlanden; aanklampen; aanspreken; toespreken; enteren; aanhaken; vasthaken; aan komen lopen; aanpakken; beginnen met; toetreden; aan wal komen | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
• hitch on | → haken; enteren; aanhaken; vasthaken | ↔ accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général). |