English
Detailed Translations for measure word from English to Dutch
measure word: (*Using Word and Sentence Splitter)
- measure: maatregel; voorziening; schikking; meten; peilen; opmeten; diepte bepalen; maat; mate; afmeting; grootte; omvang; formaat; dimensie; standaard; norm; maatstaf; beslissing; raadsbesluit; maatbeker; gematigdheid; matigheid; ingetogenheid; stemmigheid; maateenheid
- word: formuleren; in een formule brengen; woord; inkleden
Spelling Suggestions for: measure word
Wiktionary Translations for measure word:
measure word
noun
-
measure word, classifier
- measure word → maatwoord
External Machine Translations: