Summary
English to Dutch: more detail...
-
sleet:
-
Wiktionary:
sleet → ijzel, smeltende sneeuw -
Synonyms for "sleet":
precipitation; downfall
precipitate; come down; fall
-
Wiktionary:
Dutch to English: more detail...
- sleeën:
- slijten:
- Wiktionary:
English
Detailed Translations for sleet from English to Dutch
sleet:
Synonyms for "sleet":
Related Definitions for "sleet":
Wiktionary Translations for sleet:
sleet
noun
-
rain which freezes before reaching the ground
- sleet → ijzel
-
mixture of rain and snow
- sleet → smeltende sneeuw
External Machine Translations:
Dutch
Detailed Translations for sleet from Dutch to English
sleet form of sleeën:
-
sleeën
Conjugations for sleeën:
o.t.t.
- slee
- sleet
- sleet
- sleeen
- sleeen
- sleeen
o.v.t.
- sleede
- sleede
- sleede
- sleeden
- sleeden
- sleeden
v.t.t.
- heb gesleed
- hebt gesleed
- heeft gesleed
- hebben gesleed
- hebben gesleed
- hebben gesleed
v.v.t.
- had gesleed
- had gesleed
- had gesleed
- hadden gesleed
- hadden gesleed
- hadden gesleed
o.t.t.t.
- zal sleeën
- zult sleeën
- zal sleeën
- zullen sleeën
- zullen sleeën
- zullen sleeën
o.v.t.t.
- zou sleeën
- zou sleeën
- zou sleeën
- zouden sleeën
- zouden sleeën
- zouden sleeën
en verder
- ben gesleed
- bent gesleed
- is gesleed
- zijn gesleed
- zijn gesleed
- zijn gesleed
diversen
- slee!
- sleet!
- gesleed
- sleeend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de sleeën (sleden)
Translation Matrix for sleeën:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sledge | ar; breekhamer; moker; slechthamers; slede; slee; vlakhamers; voorhamer | |
sledges | sleden; sleeën | |
sleighs | sleden; sleeën | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
sledge | sleeën |
slijten:
-
slijten (doorbrengen; besteden)
-
slijten (iets verkopen)
-
slijten (verslijten; verteren; afdragen)
Conjugations for slijten:
o.t.t.
- slijt
- slijt
- slijt
- slijten
- slijten
- slijten
o.v.t.
- sleet
- sleet
- sleet
- sleten
- sleten
- sleten
v.t.t.
- ben gesleten
- bent gesleten
- is gesleten
- zijn gesleten
- zijn gesleten
- zijn gesleten
v.v.t.
- was gesleten
- was gesleten
- was gesleten
- waren gesleten
- waren gesleten
- waren gesleten
o.t.t.t.
- zal slijten
- zult slijten
- zal slijten
- zullen slijten
- zullen slijten
- zullen slijten
o.v.t.t.
- zou slijten
- zou slijten
- zou slijten
- zouden slijten
- zouden slijten
- zouden slijten
diversen
- slijt!
- slijtt!
- gesleten
- slijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
slijten (verslijten)
Translation Matrix for slijten:
Wiktionary Translations for sleet:
External Machine Translations: