English
Detailed Translations for nibble off from English to Dutch
nibble off: (*Using Word and Sentence Splitter)
- nibble: snoepen; gebruiken; eten; nuttigen; opeten; consumeren; verorberen; tot zich nemen; oppeuzelen; knabbelen; peuzelen; knagen; kluiven; knauwen; verslinden; verzwelgen; opvreten; spijzen
- off: uit; weg; vanaf deze plaats; klaar; gedaan; af; gereed; beëindigd; volbracht; fout; verkeerd; mis; foutief; ernaast; onjuist; ten onrechte; onwaar; eraf; ervandoor; ervantussen
Wiktionary Translations for nibble off:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nibble off | → sterven; doodgaan | ↔ sterben — intransitiv: von Lebewesen: aufhören zu leben |