English
Detailed Translations for airship from English to Dutch
airship: (*Using Word and Sentence Splitter)
- air: afreageren; luchten; ether; wijs; luchtruim; deun
- ship: boot; schip; vaartuig; schuit; schuitje; scheepje; stoomschip; zenden; versturen; leveren; brengen; bezorgen; aanleveren; overhandigen; afleveren; toeleveren; verladen; laden; inladen; verschepen; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen; aan boord gaan; aan boord klimmen
- hip: heup; populariteit; in de mode zijn
airship:
Translation Matrix for airship:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | dirigible | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | dirigible |
Synonyms for "airship":
Related Definitions for "airship":
air-ship:
Translation Matrix for air-ship:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | air-freight; airfreight |
Synonyms for "air-ship":
Related Definitions for "air-ship":
External Machine Translations: