English
Detailed Translations for baby-walker from English to Dutch
baby-walker: (*Using Word and Sentence Splitter)
- baby: baby; kindje; kind; zuigeling; kind dat aan de borst is; griet; babytje; peuter; worm; kleintje; dreumes; uk; klein kind; wurm; hummel; kleuter; wicht; wichtje
- walk: lopen; wandelen; slenteren; kuieren; rondslenteren; wandeling; uitje; wandeltocht; omloop; tochtje; loopje; ommetje; kuier; stappen; zich voortbewegen; wandelroute; gaan; zich begeven; stapvoets gaan; toelopen
- walker: wandelaar; loper; jogger; hardloper; renner; sprinter; looprek; voetreiziger; rollator
baby-walker:
Translation Matrix for baby-walker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | go-cart; walker |