Summary
English to Dutch: more detail...
-
backhand:
-
Wiktionary:
backhand → linkshellend handschrift, backhand -
Synonyms for "backhand":
backhanded
left-slanting; written
backhand stroke; backhand shot; return
hit
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for backhand from English to Dutch
backhand: (*Using Word and Sentence Splitter)
- back: rug; leuning; rugleuning; rugzijde; terug; achteruit; achterwaarts; naar achter; naar achteren; rugwaarts; achterkant; achterzijde; opkomen voor; weder; weerom; weer; opnieuw; nogmaals; wederom; back; andermaal; achterspeler; helpen; ondersteunen; bijstaan; assisteren; bijspringen; weldoen; seconderen; vroeger; voorheen; eertijds; voormaals; financieren
- hand: hand; poot; klauw; jat; knuist; wijzer; geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; medewerker; werknemer; arbeider; personeelslid; werkkracht; arbeidskracht; klerk; reiken; aanbieden; handje; werker; werkman; knecht; handdruk; boerenknecht; hulpje
- Back: Terug
backhand:
Translation Matrix for backhand:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | backhand shot; backhand stroke | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | backhanded; left-slanting |
Synonyms for "backhand":
Antonyms for "backhand":
Related Definitions for "backhand":
Wiktionary Translations for backhand:
backhand
noun
-
handwriting
- backhand → linkshellend handschrift
-
stroke in tennis
- backhand → backhand