English
Detailed Translations for bear away from English to Dutch
bear away: (*Using Word and Sentence Splitter)
- bear: dragen; volhouden; uithouden; harden; dulden; uitzingen; opvangen; incasseren; iets verduren; verdragen; doorstaan; verteren; verduren; doorleven; velen; torsen; gebukt gaan onder; verstouwen; verstuwen; beer
- Away: Afwezig; Als Afwezig weergeven
- away: weg; heen; vort; ksst; ervandoor; ervantussen
bear away:
Translation Matrix for bear away:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | bear off; carry away; carry off; take away |