Summary
English to Dutch: more detail...
-
blue-collar:
The word blue-collar exists in our database, but we currently do not have a translation from English to Dutch.-
Synonyms for "blue-collar":
industrial; manual; wage-earning; working-class; unskilled
propertyless; wage-earning; working-class; lower-class; low-class
-
Synonyms for "blue-collar":
English
Detailed Translations for blue-collar from English to Dutch
blue-collar: (*Using Word and Sentence Splitter)
- blue: blauw; zee; sop; stout; blauwachtig
- collar: boord; kraag; halskraag; halsband; leiband; harnas; tuig; toom; gareel; boordje; kraagje; afnemen; stelen; wegnemen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen
blue-collar:
Translation Matrix for blue-collar:
| Adjective | Related Translations | Other Translations |
| - | propertyless; wage-earning; working-class |
Synonyms for "blue-collar":
Antonyms for "blue-collar":
Related Definitions for "blue-collar":
External Machine Translations: