English
Detailed Translations for close-fitting from English to Dutch
close-fitting: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Close: Sluiten
- close: afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken; dichtmaken; toetrekken; gelijk; vlak; strak; glad; plat; egaal; effen; geslepen; vlakuit; benauwd; muf; drukkend; bedompt; gehecht; verknocht; stoppen; dichten; dichtstoppen; dichtgaan; toevallen; dichtvallen; zich sluiten; eindig; vergankelijk; voorbijgaand; toedraaien; ternauwernood; rakelings; dichtbij; vlakbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen
- fit: passen; bijpassen; gezond; fit; getraind; blakend; juist; passend; gepast; adequaat; aanpassen; aankunnen; plaatsen; aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; geschikt; bekwaam; capabel; competent; pasvorm; overeenkomen; proberen; overeenkomen met; stroken; overeenstemmen met; stroken met; kloppen met; aanproberen; valide; in staat te werken; arbeidsgeschikt; kramp; samentrekking; stuiptrekking; woedeaanval; driftbui; stuip; convulsie
- fitting: passende; netjes; gepast; keurig; geschikt; passend; geëigend; passen; aan proberen; toepasbaar
close-fitting:
Translation Matrix for close-fitting:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | close; snug | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | waisted |