Summary
English
Detailed Translations for conjoin from English to Dutch
conjoin: (*Using Word and Sentence Splitter)
- con: oplichting; oplichterij; zwendel; zwendelarij; gezwendel; neppen; verlakkerij
- join: aansluiten; bijvoegen; deelnemen; meedoen; participeren; mede; mee; verbinden; koppelen; samenvoegen; aaneenschakelen; bundelen; combineren; een combinatie maken; toevoegen; concentreren; bijsluiten; samenbrengen; bijeenbrengen; bij elkaar brengen; bijdoen; erbij voegen; samenkomen; bijeen komen; binden; vastmaken; knopen; vastbinden; erbij komen; knevelen; aaneenlassen; lassen; aanvoegen; strikken; in de val laten lopen; zich voegen; voegen; join
- Join: Bijwonen
conjoin:
Translation Matrix for conjoin:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | espouse; get hitched with; get married; hook up with; join; marry; wed |