English
Detailed Translations for cookhouse from English to Dutch
cookhouse: (*Using Word and Sentence Splitter)
- cook: kok; keukenmeester; koken; kokkerellen; eten bereiden; klaarmaken; bereiden; brouwen; prepareren; iets toebereiden; meid; keukenprinses; keukenmeid; kokkie; kookster; zieden; koken van woede; gaar koken
- house: verblijf; thuis; woning; residentie; woonhuis; huis; pand; perceel; onderbrengen; huizen; huisvesten; herbergen; accommoderen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; iemand huisvesten; bedrijf; maatschappij; onderneming; firma; vennootschap; coöperatie; maatschap; handelshuis; handelsbedrijf; sterrenbeeld; stulp; optrekje
- House: House
cookhouse:
Translation Matrix for cookhouse:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | caboose; galley; ship's galley |