Summary
English to Dutch: more detail...
-
crude:
- vulgair; grof; ordinair; platvloers; plat; vlak; effen; gelijk; egaal; glad; geslepen; strak; vlakuit; rechttoe rechtaan; openlijk; cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; primitief; laagstaand; blank; ongelakt
-
Wiktionary:
- crude → ruw, smakeloos, vulgair, grof, naakt, rudimentair, primitief, onafgewerkt, ongeraffineerd, onbewerkt, cru, lomp
- crude → grof, cru, ruw, onbeschaafd, hardhandig, lomp, onkies, onbehoorlijk, onbetamelijk, onfatsoenlijk, bot, onbehouwen, onbewerkt, rauw, ruig, snauwerig
English
Detailed Translations for crudely from English to Dutch
crudely:
Translation Matrix for crudely:
Adverb | Related Translations | Other Translations |
- | artlessly; inexpertly |
Synonyms for "crudely":
Related Definitions for "crudely":
crudely form of crude:
-
crude (vulgar)
-
crude (smooth; flat; level; even; uniform; coarse; unwavering; vulgar; point blank; flatly; bluntly; close by; close)
-
crude (explicit; straightforward; frank; outspoken; blunt; straight; overt; openly; square; plain)
rechttoe rechtaan; openlijk; cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen-
openlijk adj
-
cru adj
-
onomwonden adj
-
onverbloemd adj
-
onverholen adj
-
crude (primitive)
-
crude (unvarnished; blank; plain; unfinished)
Translation Matrix for crude:
Related Words for "crude":
Synonyms for "crude":
Antonyms for "crude":
Related Definitions for "crude":
Wiktionary Translations for crude:
crude
Cross Translation:
adjective
crude
-
statistics: in an unanalyzed form
- crude → ruw
-
lacking tact or taste
-
lacking concealing elements
- crude → naakt
-
characterized by simplicity
- crude → rudimentair; primitief; onafgewerkt
-
being in a natural state
- crude → ongeraffineerd; onbewerkt; ruw
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• crude | → grof; cru; ruw | ↔ krude — ohne Feingefühl, Fingerspitzengefühl |
• crude | → grof; ruw; onbeschaafd | ↔ roh — (umgangssprachlich) ungehobelt, grob |
• crude | → grof; hardhandig; lomp; onkies; ruw; onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; bot; cru; onbehouwen; onbewerkt; rauw; ruig; snauwerig | ↔ grossier — Qui n’est pas fin, qui n’est pas délicat. |