Summary
English to Dutch: more detail...
- decorate:
-
Wiktionary:
- decorate → decoreren, sieren, opsmukken, inrichten, onderscheiden, optuigen, tooien
- decorate → behangen, beplakken, versieren, decoreren, opsieren, paleren, sieren, tooien, uitdossen, ridderen, onderscheiden, afzetten, beslaan, garneren, stofferen, uitmonsteren, mijden, ontwijken, uit de weg gaan, vermijden
English
Detailed Translations for decorates from English to Dutch
decorates form of decorate:
Conjugations for decorate:
present
- decorate
- decorate
- decorates
- decorate
- decorate
- decorate
simple past
- decorated
- decorated
- decorated
- decorated
- decorated
- decorated
present perfect
- have decorated
- have decorated
- has decorated
- have decorated
- have decorated
- have decorated
past continuous
- was decorating
- were decorating
- was decorating
- were decorating
- were decorating
- were decorating
future
- shall decorate
- will decorate
- will decorate
- shall decorate
- will decorate
- will decorate
continuous present
- am decorating
- are decorating
- is decorating
- are decorating
- are decorating
- are decorating
subjunctive
- be decorated
- be decorated
- be decorated
- be decorated
- be decorated
- be decorated
diverse
- decorate!
- let's decorate!
- decorated
- decorating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for decorate:
Related Words for "decorate":
Synonyms for "decorate":
Related Definitions for "decorate":
Wiktionary Translations for decorate:
decorate
decorate
Cross Translation:
verb
-
methoden en technieken gebruikt om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien
-
een woning ~: een ruimte geschikt maken voor bewoning met vloerbedekking, behang, huisraad, enzovoort
-
iemands bijzonder gedrag erkennen, bijvoorbeeld middels een medaille
-
het ergens op aanbrengen van benodigdheden of versieringen
-
iets versieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• decorate | → behangen; beplakken | ↔ tapezieren — (transitiv) meist Wände mit Tapeten bekleben |
• decorate | → versieren; decoreren; opsieren; paleren | ↔ verzieren — (transitiv) mit Zierrat versehen; mit schmückenden Elementen ausgestalten |
• decorate | → decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren; ridderen; onderscheiden | ↔ décorer — orner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture. |
• decorate | → afzetten; beslaan; garneren; stofferen; uitmonsteren | ↔ garnir — militaire|fr armer, munir un dispositif de défense d'éléments ou de troupes nécessaires à sa défense, à sa protection. |
• decorate | → decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren | ↔ orner — parer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément. |
• decorate | → decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren; mijden; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden | ↔ parer — Traductions à trier suivant le sens |
External Machine Translations: