Summary
English to Dutch: more detail...
-
end:
- beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan; terechtkomen; geraken; verzeilen; belanden; completeren; voltooien; afronden; afmaken; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; afkrijgen; klaarkrijgen; aankomen; finishen; aflopen; ten einde lopen; besluiten; beslissen; naar einde toewerken; teneindelopen; halthouden; begrenzen; afgrenzen; van grenzen voorzien; gesprek beëindigen
- beëindiging; sluiting; einde; slot; finale; end; afstand; distantie; eindpunt
-
Wiktionary:
- end → beëindigen, ophouden, einden, eindigen, aflopen, uitmaken
- end → einde, uiteinde
- end → einde, afwerken, beëindigen, klaarkomen met, volbrengen, piek, topje, neus, punt, spits, tip, top, besluit, eind, voleinding, beëindiging, end, doel, doelstelling, oogmerk, aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken, afmaken, afsluiten, besluiten, uitmaken, voleindigen, grens, uithoek, bedoeling, strekking, plan, toeleg, voornemen, zin, doelwit, honk, wit, objectief, perk, landsgrens, afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stopzetten
English
Detailed Translations for end from English to Dutch
end:
-
to end (bring to an end; finish; conclude; finish off; bring to a close; bring to a conclusion)
beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan-
een einde maken aan verb (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
to end
-
to end (complete; accomplish; finish; bring to an end; get ready; get done)
completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen-
een einde maken aan verb (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
to end (finish)
-
to end (come to an end; bring to a close; finish off; draw to an end; finish)
eindigen; aflopen; ten einde lopen-
ten einde lopen verb (loop ten einde, loopt ten einde, liep ten einde, liepen ten einde, ten einde gelopen)
-
to end (decide; terminate; come to an end; bring to a close; finish; wind up; stop)
-
to end (conclude; finish)
-
to end (come to rest; turn out; land; run down)
-
to end (adjourn; stop)
-
to end (bound; enclose; limit; surround)
-
to end (end a call)
– To end a phone call. 1
Conjugations for end:
present
- end
- end
- ends
- end
- end
- end
simple past
- ended
- ended
- ended
- ended
- ended
- ended
present perfect
- have ended
- have ended
- has ended
- have ended
- have ended
- have ended
past continuous
- was ending
- were ending
- was ending
- were ending
- were ending
- were ending
future
- shall end
- will end
- will end
- shall end
- will end
- will end
continuous present
- am ending
- are ending
- is ending
- are ending
- are ending
- are ending
subjunctive
- be ended
- be ended
- be ended
- be ended
- be ended
- be ended
diverse
- end!
- let's end!
- ended
- ending
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the end (ending; conclusion; termination)
-
the end
-
the end (final)
-
the end (finish; ending)
-
the end (distance; width; space; bit; little way)
Translation Matrix for end:
Related Words for "end":
Synonyms for "end":
Antonyms for "end":
Related Definitions for "end":
Wiktionary Translations for end:
end
Cross Translation:
verb
end
-
transitive: finish, terminate (something)
- end → beëindigen
-
ergative, intransive: be finished, be terminated
verb
-
eindigen
-
tot een einde brengen
- beëindigen → finish; end
-
iets tot een besluit voeren
-
beëindigen
Cross Translation:
External Machine Translations: