Summary
English to Dutch: more detail...
- everlasting:
-
Wiktionary:
- everlasting → eindeloos, altijddurend
- everlasting → altijddurend, eindeloos, oneindig, permanent, eeuwig, voortdurend, doorlopend, onafgebroken, ononderbroken, blijvend, gedurig, vast, levenslang
English
Detailed Translations for everlasting from English to Dutch
everlasting:
-
everlasting (constant; lasting)
-
everlasting (perpetual; endless)
eindeloos; eeuwigdurend; eeuwig; altijddurend-
eindeloos adj
-
eeuwigdurend adj
-
eeuwig adj
-
altijddurend adj
-
-
everlasting (continuous; constant; all the time; continual; persistent; laced; repeated; unremitting; all along; permanent; uninterrupted; lasting; restless; unbroken; connected; unceasing; undisturbed; untiring)
voortdurend; ononderbroken; continue; de hele tijd; onophoudelijk; steeds; almaar; gedurig; telkens; aldoor-
voortdurend adj
-
ononderbroken adj
-
continue adj
-
de hele tijd adj
-
onophoudelijk adj
-
steeds adj
-
almaar adv
-
gedurig adj
-
telkens adv
-
aldoor adv
-
-
everlasting (eternal; imperishable; undying)
-
everlasting (perpetual; continuous; unremitting; permanent; constant; unceasing; continual; persistent; lasting; unending)
eeuwig; constant; doorlopend; continue; altijddurend-
eeuwig adj
-
constant adj
-
doorlopend adj
-
continue adj
-
altijddurend adj
-
-
everlasting (endless; infinite; never-ending; perpetual; incessant; interminable; eternal; lengthy; unending; very long)
Translation Matrix for everlasting:
Related Words for "everlasting":
Synonyms for "everlasting":
Related Definitions for "everlasting":
Wiktionary Translations for everlasting:
everlasting
Cross Translation:
adjective
-
Continuing indefinitely
- everlasting → eindeloos
-
Lasting or enduring forever
- everlasting → altijddurend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• everlasting | → altijddurend; eindeloos; oneindig | ↔ infini — Qui n’a ni commencement ni fin, qui est sans bornes et sans limites. |
• everlasting | → permanent; altijddurend; eeuwig; voortdurend; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; blijvend; gedurig; vast | ↔ permanent — Qui est stable, immuable, qui dure sans changer, qui dure constamment. |
• everlasting | → levenslang; altijddurend; eeuwig; voortdurend; eindeloos; oneindig | ↔ perpétuel — Qui ne cesser pas ; qui durer toujours. |
• everlasting | → eeuwig | ↔ éternel — Qui n’a pas eu de commencement et n’aura jamais de fin. |
External Machine Translations: