Home ->Dictionaries ->English/Dutch ->Translate fastenings

Translate fastenings from English to Dutch

Summary

English to Dutch: more detail...

fastenings:
- sloten; veiligheidssloten
fastening:
- bevestiging; het bevestigen; het vastmaken; vastmaken; wat vast maakt; aanhechting; vastzetten; aanhechten; vasthechten

English

Detailed Translations for fastenings from English to Dutch

fastenings:

fastenings [the ~] noun

the fastenings (safety-locks; locks; strongholds; fortification; fasteners)
de sloten; de veiligheidssloten
- sloten [de ~] noun, plural
- veiligheidssloten [de ~] noun, plural

Translation Matrix for fastenings:

Noun	Related Translations	Other Translations
sloten	fasteners; fastenings; fortification; locks; safety-locks; strongholds	castles; chateaus
veiligheidssloten	fasteners; fastenings; fortification; locks; safety-locks; strongholds

Related Words for "fastenings":

fastening

fastenings form of fastening:

fastening [the ~] noun

the fastening (fixing; attachment; securing)
de bevestiging; het bevestigen; het vastmaken
- bevestiging [de ~ (v)] noun
- het bevestigen [znw.] noun
- het vastmaken [znw.] noun
the fastening (fixing; tieing up)
vastmaken; de bevestiging
- vastmaken [znw.] noun
- bevestiging [de ~ (v)] noun
the fastening (that wich fastens things)
de bevestiging; wat vast maakt
- bevestiging [de ~ (v)] noun
- wat vast maakt [znw.] noun
the fastening (attachment; accretion)
de aanhechting
- aanhechting [de ~ (v)] noun
the fastening (securing; fixing)
vastzetten
- vastzetten [znw.] noun
the fastening (attaching; affixing)
aanhechten; vasthechten
- aanhechten [znw.] noun
- vasthechten [znw.] noun

Translation Matrix for fastening:

Noun	Related Translations	Other Translations
aanhechten	affixing; attaching; fastening	affixing; posting
aanhechting	accretion; attachment; fastening
bevestiging	attachment; fastening; fixing; securing; that wich fastens things; tieing up	ACK; acknowledgement; affirmation; announcement; authorisation; authorization; confirmation; installation; notification; placement; positioning; statement
het bevestigen	attachment; fastening; fixing; securing
het vastmaken	attachment; fastening; fixing; securing
vasthechten	affixing; attaching; fastening
vastmaken	fastening; fixing; tieing up
vastzetten	fastening; fixing; securing
wat vast maakt	fastening; that wich fastens things
-	attachment; fastener; fixing; holdfast
Verb	Related Translations	Other Translations
aanhechten		attach; fasten; fix; staple
vasthechten		affix; attach; glue; glue together; paste in; paste on; paste together; suture
vastmaken		affix; anchor; attach; attach to; bind; bind fast; bind up; confirm; connect; fasten; join; moor; pin; pinion; secure; tie; tie up
vastzetten		affix; attach; attach to; connect; corner; detain; fasten; hold; lock up; pay into a savings account; put in gaol; secure; tie up
Other	Related Translations	Other Translations
-	binding; connection; junction; splice; tie; union

Related Words for "fastening":

fastenings, fasten

Synonyms for "fastening":

fastener; holdfast; fixing; restraint; constraint
attachment; joining; connection; connexion

Related Definitions for "fastening":

the act of fastening things together¹
restraint that attaches to something or holds something in place¹

Related Translations for fastenings

clasp fastenings

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University