English
Detailed Translations for firing off from English to Dutch
firing off: (*Using Word and Sentence Splitter)
- fire: verzenden; ontslaan; wegsturen; uitsturen; ontheffen; wegzenden; brand; vuur; fik; schieten; vuren; afvuren; afschieten; schoten lossen; verwarming; kachel; afdanken; afvloeien; eruit gooien; aan de dijk zetten; congé geven; van zijn positie verdrijven; passie; overgave; gloed; hartstocht; vurigheid; hartstochtelijkheid; afbranden; uitbranden; platbranden; kacheltje; kleine kachel; leegbranden; haardvuur; aanmoedigen; toejuichen; bezielen; aanvuren
- firing: ontslaan; afschaffen; afdanken; uit de dienst ontslaan
- off: uit; weg; vanaf deze plaats; klaar; gedaan; af; gereed; beëindigd; volbracht; fout; verkeerd; mis; foutief; ernaast; onjuist; ten onrechte; onwaar; eraf; ervandoor; ervantussen
firing off:
Translation Matrix for firing off:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | discharge; firing | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | discharge; firing |
Synonyms for "firing off":
Related Definitions for "firing off":
External Machine Translations: